ECLI:NL:RBDHA:2024:8710
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake verblijfsvergunning asiel en nationaliteit
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 5 juni 2024, is het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had een verblijfsvergunning asiel aangevraagd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b van de Vreemdelingenwet 2000, welke vergunning geldig was van 12 september 2022 tot 12 september 2027. De nationaliteit van eiser was vermeld als 'onbekend'. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 24 mei 2024, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende procesbelang had bij de beoordeling van zijn beroep. Dit was gebaseerd op het feit dat hij al in het bezit was gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op de b-grond, en dat er geen andere rechten of voordelen verbonden waren aan een vergunning op de a-grond. De rechtbank concludeerde dat eiser met zijn beroep niet meer of iets anders kon bereiken, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.
Daarnaast werd opgemerkt dat de staatssecretaris niet verplicht was om de nationaliteit van eiser als staatloos vast te stellen, aangezien dit niet noodzakelijk was voor de beslissing. De rechtbank benadrukte dat eiser, indien de gemeente niet akkoord gaat met een wijziging van zijn nationaliteit, een procedure tegen de gemeente kan starten. Eiser kreeg geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, in aanwezigheid van griffier A.P. Kuiters, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.