ECLI:NL:RBDHA:2024:8770
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag wegens gebrek aan procesbelang na vertrek vreemdeling zonder kennisgeving van verblijfplaats
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juni 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Nijholt, had een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. R.R. de Groot, was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft op 4 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank heeft zich in deze procedure geconfronteerd gezien met de vraag of eiser nog procesbelang had bij zijn beroep. Eiser was na zijn melding bij de Mobiele Eenheid (MOB) op 21 mei 2024 niet meer in contact geweest met de autoriteiten en zijn gemachtigde kon geen informatie geven over zijn verblijfplaats. De rechtbank heeft vastgesteld dat het enkel hebben van telefonisch contact met eiser via VluchtelingenWerk onvoldoende is om procesbelang aan te nemen. Eiser was niet ter zitting verschenen, ondanks dat zijn gemachtigde op de hoogte was gesteld van de zitting.
Op basis van de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland. Hierdoor heeft hij geen belang meer bij de behandeling van zijn beroep. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.