In deze zaak heeft eiseres op 25 september 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiseres heeft de staatssecretaris op 3 januari 2024 in gebreke gesteld, waarna zij op 26 januari 2024 beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op 15 april 2024 aangegeven dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres heeft rechtsgeldig de staatssecretaris in gebreke gesteld en meer dan twee weken zijn verstreken. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is. De staatssecretaris moet alsnog een besluit nemen op de asielaanvraag van eiseres, met een uiterlijke beslistermijn van 20 augustus 2024.
De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending.