In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Libanese nationaliteit houder, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 12 juni 2019 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze aanvraag is door de staatssecretaris op 28 februari 2023 afgewezen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing, maar de rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst in afwachting van nadere besluitvorming van de staatssecretaris over een nieuw ingebracht asielmotief inzake de gestelde afvalligheid van zijn minderjarige kind.
Op 19 januari 2024 heeft eiser, samen met zijn minderjarige kind, vrijwillig het land verlaten met ondersteuning van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM). De staatssecretaris heeft op 22 januari 2024 bevestigd dat eiser en zijn kind Nederland vrijwillig hebben verlaten. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of eiser nog procesbelang heeft bij de beroepsprocedure. Gezien de ondertekening van de vertrekverklaring door eiser, waarin hij verklaart dat hij Nederland vrijwillig verlaat en dat hij instemt met het beëindigen van openstaande procedures, concludeert de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van zijn asielaanvraag.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.