ECLI:NL:RBDHA:2024:9104

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
NL24.17628, NL24.17632, NL24.17630, NL24.17634 en NL24.17637
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van Syrische statushouders en de beoordeling van de staatssecretaris in het licht van IB 2022/84

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 11 juni 2024, zijn de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen beoordeeld. Eisers, van Syrische nationaliteit, hebben op 19 november 2023 aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvragen op 22 april 2024 in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard, omdat eisers in Griekenland al internationale bescherming genieten. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, omdat de staatssecretaris niet voldoende heeft gemotiveerd dat eisers bij terugkeer naar Griekenland over de noodzakelijke voorzieningen en onderdak kunnen beschikken. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris in overeenstemming met de richtlijnen van IB 2022/84 moet handelen, en dat er gegronde twijfels zijn over de situatie van terugkerende statushouders in Griekenland. De rechtbank vernietigt de besluiten van de staatssecretaris en draagt deze op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op de aanvragen van eisers, waarbij rekening moet worden gehouden met deze uitspraak. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eisers, vastgesteld op € 1.750,-.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.17628, NL24.17632, NL24.17630, NL24.17634 en NL24.17637
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen [eiser 1], eiser 1,
V-nummer: [V nummer 1] ,
[eiseres 1], eiseres 1, V-nummer: [V nummer 2]
[eiser 2], eiser 2,
V-nummer: [V nummer 3] ,
[eiseres 2], eiseres 2, V-nummer: [V nummer 4] ,
[eiser 3], eiser 3, V-nummer: [V nummer 5] , hierna samen: eisers,
(gemachtigde: mr. W.J. Rohlof), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris, (gemachtigde: mr. M. Gündoğdu).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen. Eisers stellen van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum 1] 1974, op [geboortedatum 2] 1977, op [geboortedatum 3] 1997, op [geboortedatum 4] 2001 en op [geboortedatum 5] 2005. Zij hebben op 19 november 2023 aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met de bestreden besluiten van 22 april 2024 deze aanvragen in de algemene procedure niet- ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 28 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, Y. Tariyeh als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de vraag of de staatssecretaris de asielaanvragen niet- ontvankelijk heeft kunnen verklaren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De bestreden besluiten
4. Bij de bestreden besluiten heeft de staatssecretaris de asielaanvragen van eisers niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat eisers in Griekenland al internationale bescherming genieten. De staatssecretaris heeft overwogen dat de verblijfsvergunningen van eisers in Griekenland nog geldig zijn. De staatssecretaris rekent het eisers zwaar aan dat zij deze vergunningen, zoals zij hebben verklaard, hebben vernietigd. Niet is gebleken dat het voor eisers onmogelijk is om deze documenten opnieuw te verkrijgen. De staatssecretaris heeft overwogen dat eisers in het bezit zijn gesteld van een socialezekerheidsnummer. Dat eisers niet allemaal beschikken over een belastingnummer is volgens de staatssecretaris niet te wijten aan de Griekse overheid. Dit is enkel gelegen in het feit dat het belastingnummer niet is aangevraagd dan wel dat eiseres 1 en de jongste kinderen (eiseres 2 en eiser 3) nog niet hebben gewerkt. De staatssecretaris heeft overwogen dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer naar Griekenland niet beschikken over alle noodzakelijkheden om hun leven in Griekenland op te bouwen. Eisers hadden in Griekenland toegang tot huisvesting en hebben niet aannemelijk gemaakt dat hun huurcontract is beëindigd. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij geen werk konden krijgen en daardoor geen huis meer kunnen huren. Eisers hebben zich ook lange tijd in Griekenland staande kunnen houden. Zij zijn in 2012 ingereisd en zijn in 2015 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning. Volgens de staatssecretaris is het niet aannemelijk dat eisers bij terugkeer naar Griekenland in een situatie terechtkomen van zeer verregaande materiële deprivatie.

Standpunt van eisers

5. Eisers voeren aan dat de staatssecretaris niet heeft gehandeld in overeenstemming met IB 2022/84 en hun asielaanvragen ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Volgens eisers kunnen zij niet terugkeren naar Griekenland omdat zij (fysiek) niet meer beschikken over hun verblijfsvergunning. Uit landeninformatie volgt dat het aanvragen van een duplicaat van de fysieke verblijfsvergunning (zeer) lang zal duren in Griekenland. Tijdens de verleningsprocedure ontvangen statushouders geen documenten om hun status aan te tonen. Eisers moeten bovendien over een paar maanden hun verblijfsvergunning verlengen en dienen daarbij hun huidige fysieke vergunning over te leggen. Verder stellen eisers dat geen enkel familielid beschikt over zowel de verblijfsvergunning, het belastingnummer als het socialezekerheidsnummer. Ook zullen zij bij terugkeer naar Griekenland geen huisvesting hebben en zullen die ook niet krijgen. Uit het rapport van Refugee Support Aegen (RSA) van maart 2024 over het integratieprogramma voor statushouders blijkt volgens eisers dat het geen soelaas biedt om zich te wenden tot de (hogere) autoriteiten voor hulp. Eisers voldoen ook niet aan de voorwaarden voor het integratieprogramma, nu zij niet beschikken over een bankrekening en niet allemaal beschikken over een belastingnummer. Verder stellen eisers dat er een gebrek aan woningen is en dat de huurprijzen constant stijgen. Daarom konden eisers de huur niet meer betalen en hebben zij Griekenland verlaten met een huurachterstand van drie maanden. Eisers zullen bij
gedwongen terugkeer naar Griekenland in een situatie terechtkomen van zeer verregaande materiële deprivatie.
Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris er gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel in beginsel van uit mag gaan dat Griekenland zijn verdragsverplichtingen zoals die voortvloeien uit het Vluchtelingenverdrag, het EVRM1 en het Handvest2, nakomt. In de uitspraken van 28 juli 20213 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) hier een nuance in aangebracht. De Afdeling oordeelt dat de Griekse autoriteiten weliswaar niet onverschillig staan tegenover de situatie van statushouders, maar dat zij in de praktijk vaak niet kunnen voorkomen dat statushouders in een situatie terecht komen waarin zij niet kunnen voorzien in de belangrijkste basisbehoeften, zoals wonen, eten en zich wassen. Dit is veroorzaakt door
een Griekse wetswijziging van maart 2020 die onder meer als gevolg heeft dat, kort gezegd, ook voor terugkerende statushouders de druk op de beschikbare voorzieningen aanzienlijk is toegenomen. Dit blijkt geen eenmalige piek te zijn, maar zich langdurig voor te doen, met een hoog risico op dakloosheid tot gevolg. Succesvolle hulp bij het vinden van huisvesting is er voor zover bekend niet. Daarnaast moeten statushouders die vanuit een andere lidstaat naar Griekenland terugkeren en die niet meer in het bezit zijn van hun verblijfsvergunning (ADET), maanden wachten tot deze opnieuw afgegeven wordt, terwijl zij zonder deze ADET geen belastingnummer (AFM) en socialezekerheidsnummer (AMKA) kunnen bemachtigen. Dit bemoeilijkt ook de toegang tot huisvesting, sociale voorzieningen, zorg en arbeidsmarkt.
7. Uit de Afdelingsuitspraken volgt dat er gegronde twijfels zijn over de situatie in Griekenland van terugkerende statushouders. De Afdeling oordeelt dat de staatssecretaris zonder nadere motivering Griekse statushouders niet mag opdragen om naar Griekenland te gaan om daar hun rechten die zij kunnen ontlenen aan de vluchtelingenstatus te effectueren. Uit de uitspraken van de Afdeling van 28 juli 2021 volgt dat de staatssecretaris asielaanvragen van Griekse statushouders niet zonder meer niet-ontvankelijk kan verklaren. Om te bepalen in welke gevallen dat nog wel kan, hanteert de staatssecretaris een vaste gedragslijn, die is neergelegd in IB 2022/84. Hieruit volgt dat aan bepaalde voorwaarden moet zijn voldaan om over te kunnen gaan tot het niet-ontvankelijk verklaren van de asielaanvraag van een Griekse statushouder. In IB 2022/84 staat4, voor zover hier van belang, het volgende:

Het is mogelijk asielaanvragen van Griekse statushouders als niet-ontvankelijk af te doen wanneer uit het aanmeldgehoor duidelijk blijkt dat de vreemdeling in het bezit is van:

zijn verblijfsvergunning (de ADET);

het belastingnummer;

het socialezekerheidsnummer
1. Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
2 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
4 Paragraaf 3.4 van IB 2022/84.
én in Griekenland onderdak en voorzieningen had én die opnieuw kan verkrijgen. In dit geval kan worden gemotiveerd dat de vreemdeling in bezit is van alle noodzakelijkheden om zijn leven in Griekenland op te bouwen.
(…)
Met deze mogelijkheid moet terughoudend worden omgegaan.”
8. De stelling van de staatssecretaris ter zitting dat er geen rechten kunnen worden ontleend aan IB 2022/84 volgt de rechtbank niet. In dit IB is een vaste gedragslijn neergelegd en van de staatssecretaris mag worden verwacht dat hij conform die gedragslijn handelt. Uit IB 2022/84 volgt dat de staatssecretaris de asielaanvraag van een Griekse statushouder niet-ontvankelijk kan verklaren als de vreemdeling - onder andere - in het bezit is van een verblijfsvergunning. Eisers hebben verklaard dat zij een Griekse verblijfsvergunning hebben, maar dat zij niet meer in het bezit zijn van de fysieke documenten. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat eisers de verblijfsvergunning snel weer kunnen verkrijgen. De staatssecretaris heeft op de zitting verwezen naar pagina 15 en 16 van het rapport van RSA van maart 2024 en stelt dat hieruit volgt dat de verblijfsvergunning kan worden vernieuwd, als eisers zich eerst in een database registreren. Als die registratie is verwerkt wordt een certificaat afgegeven waarmee eisers hun rechten kunnen effectueren. Het is de rechtbank niet duidelijk hoe dit standpunt van de staatssecretaris zich verhoudt tot het feit dat er in het rapport van RSA ook staat dat het weken of maanden kan duren voordat de aanvrager in het bezit wordt gesteld van een certificaat. Daarnaast is niet duidelijk of de pagina’s 15 en 16 van het rapport van RSA zien op de verleningsaanvraag (de periode dat de statushouder wacht op een duplicaat van zijn huidige verblijfsvergunning) of zien op de verlengingsaanvraag. Of eisers bij terugkeer naar Griekenland op zeer korte termijn weer kunnen beschikken over hun verblijfsvergunning is dus onzeker.
9. Uit het gehoor van eiseres 1 blijkt verder dat zij geen belastingnummer heeft omdat zij niet heeft gewerkt. Uit de gehoren van eiseres 2 en eiser 3 blijkt dat zij geen belastingnummer hebben vanwege hun leeftijd. Het is de rechtbank onduidelijk hoe het standpunt van de staatssecretaris dat zij wel een belastingnummer kunnen krijgen zich verhoudt tot de voorwaarde uit IB 2022/84 dat de vreemdeling in het bezit
moetzijn van een belastingnummer.
10. Ook moet volgens IB 2022/84 duidelijk uit de gehoren blijken dat eisers in Griekenland onderdak en voorzieningen hadden en deze opnieuw kunnen verkrijgen. Eisers hebben verklaard dat zij eerder onderdak en voorzieningen hebben gehad, maar dat de huurovereenkomst is beëindigd vanwege een betaalachterstand. Ter zitting heeft de staatssecretaris niet langer in twijfel getrokken dat de huurovereenkomst van eisers is beëindigd. Gelet op wat de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraken van 28 juli 2021 is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat eisers in Griekenland opnieuw onderdak en voorzieningen kunnen verkrijgen. Uit de Afdelingsuitspraken volgt immers dat daartoe van belang is dat een statushouder beschikt over een verblijfsvergunning en een belastingnummer. Dat eisers zich volgens de staatssecretaris lange tijd staande hebben kunnen houden in Griekenland, maakt de beoordeling niet anders. Dat is immers geen voorwaarde die volgt uit IB 2022/84.
11. De rechtbank wijst er tot slot op dat in IB 2022/84 met zoveel woorden staat dat terughoudend moet worden omgegaan met de mogelijkheid om asielaanvragen van Griekse statushouders niet-ontvankelijk te verklaren.
12. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat eisers terecht hebben aangevoerd dat de staatssecretaris niet in overeenstemming met IB 2022/84 heeft gehandeld. De beroepsgrond slaagt. Wat verder nog is aangevoerd behoeft daarom geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

13. De beroepen zijn gegrond. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel.
14. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvragen moet nemen en daarbij rekening moet houden met deze uitspraak. De rechtbank geeft de staatssecretaris hiervoor acht weken.
15. Omdat de beroepen gegrond zijn krijgen eisers een vergoeding van de proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 1). Verder beschouwt de rechtbank deze zaken vanwege de inhoud als samenhangende zaken. Daarom blijft de hoogte van de vergoeding beperkt tot het bedrag dat in één zaak zou worden toegekend (artikel 3 Bpb).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de besluiten van 22 april 2024;
  • draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op de asielaanvragen van eisers, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van de proceskosten aan eisers van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 juni 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.