ECLI:NL:RBDHA:2024:9297
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een opvolgende asielaanvraag zonder nieuwe elementen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt de niet-ontvankelijkheid van een opvolgende asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die stelt de Gambiaanse nationaliteit te hebben, heeft op 16 februari 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 15 april 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen had aangevoerd die relevant waren voor de beoordeling van zijn aanvraag. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend die op 20 maart 2023 was afgewezen en deze beslissing was in rechte vast komen te staan.
De rechtbank heeft op 16 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden. Eiser betoogde dat zijn medische situatie was verslechterd en dat terugkeer naar Gambia zou leiden tot een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De staatssecretaris stelde echter dat er geen nieuwe relevante informatie was overgelegd die de aanvraag kon onderbouwen.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er geen aanleiding was om de medische documenten van eiser af te wachten, aangezien de aanvraag geen nieuwe elementen bevatte. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt op 30 mei 2024.