ECLI:NL:RBDHA:2024:9308
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid van het beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 juni 2024, is het beroep van eiseres tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid behandeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op 1 september 2023. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris niet in gebreke is gebleven, omdat de beslistermijn op basis van de WBV 2023/3 met negen maanden is verlengd. Dit betekent dat de Staatssecretaris uiterlijk op 1 december 2024 moet beslissen op de aanvraag van eiseres. De ingebrekestelling van eiseres, die op 4 maart 2024 was ingediend, werd door de rechtbank als prematuur beschouwd, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor is het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft verder overwogen dat, gezien de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, er geen bestuurlijke dwangsom verschuldigd is aan eiseres, zelfs niet als de Staatssecretaris te laat beslist op een asielaanvraag voor bepaalde tijd. Dit is in overeenstemming met eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die hebben geoordeeld dat het opschorten van de bestuurlijke dwangsom geen strijd oplevert met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft het onderzoek gesloten zonder zitting, omdat partijen daarmee instemden.