In deze zaak heeft eiser op 19 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 24 augustus 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 26 januari 2024 de asielaanvraag van eiser afgewezen. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit en tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Op 24 april 2024 heeft eiser vrijwillig Rusland verlaten, wat de rechtbank heeft doen concluderen dat het procesbelang voor het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit en de afwijzing van de asielaanvraag is komen te vervallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag, waardoor dit beroep niet-ontvankelijk is verklaard.
Ten aanzien van het terugkeerbesluit heeft de rechtbank echter geoordeeld dat eiser wel procesbelang heeft, omdat de vertrekverklaring niet van toepassing is op procedures tegen het terugkeerbesluit. Desondanks heeft eiser geen beroepsgronden ingediend tegen het terugkeerbesluit, waardoor dit beroep ongegrond is verklaard. Eiser heeft wel terecht beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, wat heeft geleid tot een proceskostenvergoeding van € 437,50, te betalen door de staatssecretaris. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, en is openbaar gemaakt op 17 mei 2024.