Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2024 in de zaak tussen
[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Toetsingskader
ex nunc) te worden gedaan bij de beoordeling van het verzoek om opheffing van het inreisverbod. [6] Dat de staatssecretaris in het bestreden besluit stelt dat belangrijke onderdelen van de toets aan het Unierechtelijke openbare-ordecriterium wel uit de gemaakte overwegingen van het inreisverbod volgen, is volgens eiser onvoldoende. Verder stelt eiser dat, zelfs al zou die toets wel hebben plaatsgevonden, inhoudelijk niet aan de drempel van het Unierechtelijk openbare-ordecriterium is voldaan. De staatssecretaris heeft in het inreisverbod namelijk onvoldoende gemotiveerd dat hij een daadwerkelijke, actuele bedreiging voor de openbare orde vormt, omdat de staatssecretaris ter motivering van het inreisverbod heeft gewezen op oude(re) veroordelingen waarin de rechter bovendien rekening heeft gehouden met het feit dat eiser niet eerder voor dergelijke strafbare feiten is veroordeeld. Van een aaneenschakeling van delicten binnen korte tijd is volgens eiser in elk geval geen sprake. Daarbij is volgens eiser van belang dat hij een positieve gedragsverandering heeft laten zien door de zorg voor zijn moeder volledig op zich te nemen en het laatste delict dat hij heeft begaan van drie jaar geleden is. [7] Zijn meest recent gepleegde delicten zijn verder ook minder ernstig dan de delicten die betrokken zijn bij het inreisverbod.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr. S.M. Hampsink, griffier.