ECLI:NL:RBDHA:2024:9881
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door niet tijdig beslissen
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Jordaanse nationaliteit, op 12 januari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 14 november 2023 een ingebrekestelling ontvangen van eiser wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Eiser heeft vervolgens op 9 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft hierop een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft het beroep op 12 juni 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn beroep ingesteld op basis van artikel 6:12 van de Awb, dat bepaalt dat een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is. De wettelijke beslistermijn van zes maanden na de aanvraag eindigde op 12 juli 2023. Echter, de staatssecretaris heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd op basis van WBV 2023/3, wat door de rechtbank als rechtsgeldig is beoordeeld.
De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 14 november 2023 prematuur is ingediend, omdat de verlenging van de beslistermijn rechtsgeldig was. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, en wordt het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.