ECLI:NL:RBDHA:2025:10060

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
SGR 24/26
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid van een ex-militair

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een ex-militair, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning van een WIA-uitkering. Eiser had een WIA-uitkering aangevraagd, die hem was toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 72,84%. Eiser maakte bezwaar tegen het besluit van het UWV, dat zijn bezwaar ongegrond verklaarde. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen dit besluit beoordeeld. Tijdens de zitting op 7 oktober 2024 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en het UWV was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend en een psychiater als deskundige benoemd. De deskundige heeft op 18 maart 2025 een rapportage uitgebracht, waar partijen op hebben gereageerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hebben gehandeld en dat de beperkingen van eiser correct zijn vastgesteld. Eiser heeft aangevoerd dat hij volledig arbeidsongeschikt is en dat er meer beperkingen moeten worden aangenomen, maar de rechtbank oordeelt dat de FML van 3 april 2023 voldoende rekening houdt met de klachten van eiser. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/26

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P. Breedveld),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

verweerder
(gemachtigde: mr. T. Eversteijn)

Inleiding

1. Bij besluit van 5 april 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) vanaf 19 mei 2023 toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 72,84%. Het daartegen door eiser gemaakte bezwaar is bij besluit van 22 november 2023 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit.
2. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
3. De rechtbank heeft het beroep op 7 oktober 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
4. Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek op 29 oktober 2024 heropend teneinde een psychiater als deskundige te benoemen.
5. Op 18 maart 2025 heeft de deskundige een rapportage uitgebracht.
Bij brieven van 28 maart 2025 en 1 april 2025 hebben partijen op de rapportage gereageerd. Bij brief van 6 mei 2025 heeft eiser op de reactie van verweerder gereageerd.
6. Het onderzoek is met toestemming van partijen zonder nadere zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

7. Eiser heeft geen toestemming verleend voor het toezenden van stukken aan [bedrijfsnaam] (ex-werkgver) die medische gegevens bevatten. Om die reden kan de rechtbank in deze uitspraak die medische stukken niet inhoudelijk weergeven. De rechtbank zal in deze uitspraak de medische klachten van eiser daarom slechts in algemene zin benoemen.
8. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
8.1
Eiser is een ex-militair die tussen 2002 en 2009 is uitgezonden naar Irak en Afghanistan. Vanaf ongeveer 2017 is eiser als handhaver werkzaam geweest bij [bedrijfsnaam] voor 36 uur per week. Op 21 mei 2021 heeft hij zich ziekgemeld. Op 25 februari 2022 is eiser ziek uit dienst gegaan. Op 13 februari 2022 heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd.
8.2
Naar aanleiding van de aanvraag om een WIA-uitkering heeft de primaire verzekeringsarts eiser op het spreekuur lichamelijk en psychisch onderzocht. De primaire verzekeringsarts heeft in de rapportage van 2 april 2023 geconcludeerd dat eiser verminderde functionele mogelijkheden als gevolg van ziekte of gebrek heeft. Beperkingen zijn aangenomen ten aanzien van persoonlijk functioneren (werken in een drukke en lawaaierige omgeving; eiser kan omgaan met wisselende uitvoeringsomstandigheden of taakinhoud zolang dit geen wezenlijk onderdeel vormt van de functie; eiser kan alleen deadlines en productiepieken hanteren in eenvoudig productiematig/routinematig werk; geen dwingend hoog handelingstempo; geen grote hoogten en gevaarlijke machines; geen hoge eisen aaan concentratie en/of multitasken), sociaal functioneren (emotionele problemen van anderen hanteren; eigen gevoelens utien; omgaan met conflicten; samenwerken; beroepsmatig vervoer; geen langdurig of intensief klanten- of patiëntencontact; geen leidinggeven; geen grote eindverantwoordelijheid), fysieke omgevingseisen (geen plotse, harde geluiden), dynamische handelingen (frequent buigen, tillen, dragen, (trap)lopen en klimmen) en statische houdingen (staan, geknield of gehurkt actief zijn, gebogen en/of getordeerd actief zijn). De beperkingen zijn vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 3 april 2023. De primaire verzekeringsarts heeft vanwege slaapproblemen een urenbeperking aangenomen in de zin dat eiser geacht wordt 4 uur per dag / 20 uur per week te kunnen werken. Van een situatie van geen benutbare mogelijkheden is geen sprake omdat eiser niet aan de criteria daarvoor voldoet.
8.3
De primaire arbeidsdeskundige heeft de functies productiemedewerker industrie (SBC-code 111180), huishoudelijk medewerker gebouwen (SBC-code 111334) en medewerker binderij, grafisch nabewerker (SBC-code 268030) geselecteerd en heeft in de rapportage van 3 april 2023 geconcludeerd dat het arbeidsongeschiktheidspercentage
72,84 % bedraagt.
8.4
Bij het primaire besluit heeft verweerder aan eiser een WIA-uitkering met ingang van 19 mei 2023 toegekend gebaseerd op een arbeidsongeschiktheidspercentage van
72,84 %.
9. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder stelt zich, onder verwijzing naar de rapportage van 30 oktober 2023 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, op het standpunt dat de beperkingen juist zijn vastgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat de primaire verzekeringsarts de beperkingen in voldoende mate heeft opgenomen in de FML van 3 april 2023. Voor het aannemen van meer beperkingen, waaronder een verdergaande urenbeperking, ontbreekt een medische onderbouwing. Eiser is, na hiervoor onder behandeling te zijn geweest, niet vrij van psychische klachten. Uit de informatie van de behandelaar van september 2022 en van de huisarts van 2023 volgt echter dat de klachten wel zijn verminderd en dat er ook geen sprake meer is van ernstige psychopathologie. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bevestigt in de rapportage van 13 november 2023 dat sprake is van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 72,84 %.
10. Eiser stelt dat het onderzoek door de verzekeringsartsen onzorgvuldig is geweest, omdat de primaire verzekeringsarts geen verzekeringsarts is en de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiser niet op het spreekuur heeft gezien. Eiser stelt verder dat hij volledig arbeidsongeschikt is. Eiser heeft meer en verdergaande beperkingen dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen. Er moeten volgens eiser beperkingen worden aangenomen voor vasthouden en verdelen van aandacht, herinneren, doelmatig handelen, lezen, autorijden, reiken, duwen trekken, lopen, knielen, hurken en lang achter elkaar zitten en staan. De aangenomen beperking voor handelingstempo (punt 1.8.5) zou ook moeten worden aangenomen voor het dagelijks functioneren (punt 1.7). Eiser heeft al jarenlang ernstige last van spanningen, prikkelbaarheid, somberheid, slechte concentratie en slaapproblemen als gevolg van twee aandoeningen. Dit wordt bevestigd door zijn behandelaren bij Centrum ’45, psycholoog [naam 1] ( [naam 1] ) en psychiater [naam 2] ( [naam 2] ), in een brief van 8 februari 2024 en door zijn huisarts in een brief van 22 januari 2024. Door de aard en ernst van zijn klachten is eiser zeer beperkt in zijn dagelijks functioneren. Eiser is niet in staat om voor zichzelf en zijn kinderen te zorgen en kan geen huishoudelijke taken uitvoeren. Eiser stelt verder vanwege zijn volledige arbeidsongeschiktheid niet vier uur per dag / twintig uur per week te kunnen werken. Tot slot stelt eiser vanwege zijn problemen met het dragen met verantwoordelijkheid, onverwachte zaken, tijdsdruk, omgevingsprikkels, conflicten, omgaan met problemen van anderen en rugklachten, mede gelet op de totale belasting bij de geselecteerde functies, niet in staat te zijn om deze functies te verrichten.
Zorgvuldigheid onderzoek verzekeringsartsen
11. De rechtbank overweegt dat, in het kader van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek naar aanleiding van de WIA-aanvraag, het onderzoek en het verslag daarvan van de arts [naam 3] zijn getoetst en akkoord bevonden door verzekeringsarts [naam 4] . Van onzorgvuldig onderzoek door de primaire verzekeringsarts is daarom geen sprake. De rechtbank overweegt verder dat de verzekeringsarts in bezwaar en beroep beziet of er op medische gronden aanleiding is om iemand in persoon te onderzoeken. Het is vaste rechtspraak [1] dat een verzekeringsarts in bezwaar en beroep een betrokkene niet zelf hoeft te onderzoeken indien hij over voldoende medische gegevens beschikt om zich een oordeel te vormen over een verzekeringsgeneeskundig rapport. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 30 oktober 2023 aangegeven dat dit laatste het geval is. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat van onzorgvuldig onderzoek door de verzekeringsartsen geen sprake is.
Beperkingen
12. De rechtbank heeft aanleiding gezien psychiater [naam 5] ( [naam 5] ) als onafhankelijke deskundige te benoemen. Bij brief van 5 november 2024 zijn aan [naam 5] 6 vragen voorgelegd.
12.1.
[naam 5] heeft op 18 maart 2025 een rapportage uitgebracht waarin de door de rechtbank gestelde vragen zijn beantwoord. Eiser werd twee keer door [naam 5] onderzocht en er is kennis genomen van de in de rapportage genoemde brieven van behandelaars. Al die brieven zijn samengevat. Er is een psychiatrische anamnese afgenomen, er is psychiatrisch onderzoek verricht en er zijn op psychiatrisch gebied een samenvatting, beschouwing en diagnostische overwegingen gegeven. Nadien is eiser in de gelegenheid gesteld correcties te geven, die deels (voor wat betreft feitelijke onjuistheden en relevante feitelijke aanvullingen) zijn verwerkt. [naam 5] heeft op basis van zijn onderzoek diagnoses vastgesteld.
12.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van deze rapportage in een aanvullende rapportage van 31 maart 2025 vermeld dat bij het opstellen van de FML reeds rekening is gehouden met de door de deskundige gestelde diagnoses. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat in de FML van 3 april 2023 reeds beperkingen zijn aangenomen voor samenwerken, contacten met patiënten en klanten, leidinggeven, hanteren van conflicten, uiten van emoties en hanteren van emoties van anderen. Functies waarbij eiser wordt geconfronteeerd met hulpdiensten en ongevallen zijn niet geduid. Het betreft alleen binnenfuncties. Verder kan eiser een gesprek voeren van een uur, zodat de referentiewaarde in de CBBS ten aanzien van aandacht en concentratie op ‘niet beperkt’ moet worden gesteld. De geduide functies vergen van eiser geen intensieve langdurige aandacht. Tot slot is een beperkte duurbelastbaarheid aangenomen van 50%. Er is voor eiser dagelijks structureel vier uur voor extra bedrust/recuperatie naast de nachtelijke bedrust.
12.3.
De rechtbank oordeelt als volgt. Als uitgangspunt geldt volgens vaste rechtspraak [2] dat de bestuursrechter het oordeel van (een) onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige(n) volgt, indien de door de deskundige(n) gegeven motivering hem overtuigend voorkomt. De rechtbank overweegt dat het onder 12.1 bedoelde rapport blijk geeft van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. [naam 5] heeft dossieronderzoek verricht, bij eiser een anamnese afgenomen, eiser psychiatrisch en lichamelijk onderzocht en zijn bevindingen en conclusies voldoende gemotiveerd weergegeven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft echter naar het oordeel van de rechtbank kunnen concluderen dat met de door [naam 5] vastgestelde diagnoses en op de datum in geding aannemelijk geachte klachten/symptomen in de FML van 3 april 2023 reeds rekening is gehouden. Het standpunt dat verdergaande beperkingen hadden moeten worden opgenomen is ook niet met nieuwe medische stukken onderbouwd.
12.4.
De rechtbank ziet, uitgaande van de juistheid van de FML van 3 april 2023, geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiser voor de geselecteerde functies. De beroepsgrond dat eiser de functies van productiemedewerker en medewerker binderij niet kan uitoefenen vanwege concentratieproblemen kan daarom niet slagen. De beroepsgrond dat de geduide functies niet passend zijn omdat zij in meer of mindere mate samenwerken vereisen kan ook niet slagen, omdat voor samenwerken een beperking is aangenomen.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. H.B. Brandwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.CRvB 28 maart 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BA1976.
2.Bijvoorbeeld CRvB 3 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3822.