ECLI:NL:RBDHA:2025:10097

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
09-149759-24 en 09-073193-25 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ernstige mishandeling van zijn kinderen en ex-partner, met bijkomende kinderporno-zaak

Op 10 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een 31-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden en tbs met voorwaarden, met onmiddellijke uitvoerbaarheid. De man heeft gedurende drie maanden zijn ex-partner en haar kinderen ernstig mishandeld. De rechtbank oordeelde dat hij de kinderen fysiek en psychisch heeft mishandeld, waarbij hij hen blootstelde aan geweld en drugsgebruik. De verdachte heeft zijn ex-partner ook mishandeld en er is kinderporno bij hem aangetroffen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte moet een schadevergoeding van 24.000 euro betalen aan de kinderen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft een antisociale persoonlijkheidsstoornis, wat bijdraagt aan het hoge recidiverisico. De rechtbank heeft besloten dat de tbs-maatregel noodzakelijk is voor de behandeling van de verdachte en ter bescherming van de samenleving. De voorlopige hechtenis wordt geschorst als de duur gelijk is aan de opgelegde gevangenisstraf, mits de verdachte in een kliniek kan worden opgenomen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09-149759-24 en 09-073193-25 (ttz.gev.)
Datum uitspraak: 10 juni 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum 1] 1993 te [geboorteplaats] (Irak),
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats 3] ,
locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 25 september 2024, 17 december 2024 en 27 februari 2025 (telkens pro forma; alleen parketnummer 09-149759-24) en 27 mei 2025 (inhoudelijke behandeling; beide dagvaardingen).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N.A. Bakker en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.T. de Vaal naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding met parketnummer 09-149759-24 (hierna: dagvaarding I) en in de dagvaarding met parketnummer 09-073193-25 (hierna: dagvaarding II). De tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
[minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] of [minderjarige 1] ) is geboren op [datum 2] 2013 en zijn zusje [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ) is geboren op [datum 3] 2015. Aan het begin van de onder 1 en 2 ten laste gelegde periode was [minderjarige 2] 8 jaar oud en aan het einde daarvan was zij net 9 jaar oud. [minderjarige 1] was 11 jaar oud tijdens de ten laste gelegde periode. [de moeder] (hierna: [de moeder] ) is de biologische moeder van beide kinderen. Nadat de kinderen op 19 februari 2024 waren ziek gemeld op school, is [de moeder] met haar kinderen bij de verdachte in [plaats 1] ingetrokken. Op 14 april 2024 is een wijkagent naar het huisadres van de verdachte gegaan. De kinderen zijn diezelfde dag uit huis geplaatst.
De verdachte wordt verweten dat hij in de periode van 19 februari 2024 tot en met 14 april 2024 [minderjarige 1] meerdere malen fysiek en psychisch heeft mishandeld en dat hij [minderjarige 2] in die periode psychisch heeft mishandeld. De psychische mishandeling zou onder meer hebben bestaan uit (het getuige doen zijn van) vernederingen, fysiek huiselijk geweld en bedreigingen, getuige doen zijn van vernielingen en (toegelaten) drugsgebruik door en in het bijzijn van de kinderen. Tevens wordt hem verweten dat hij op 16 juni 2024 [de moeder] heeft mishandeld. Tot slot wordt de verdachte verweten dat hij een half jaar lang in het bezit was van kinderporno op zijn telefoon en computer.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van dagvaarding I heeft de raadsman bepleit dat uiterst voorzichtig respectievelijk behoedzaam dient te worden omgegaan met de verklaringen van [de moeder] en [minderjarige 2] . Ten aanzien van dagvaarding II heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4.
Vrijspraak
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken ten aanzien van het bij dagvaarding I, onder feit 2, ten laste gelegde onderdeel: “die [minderjarige 2] (…) cocaïne laten gebruiken”, omdat dit onderdeel niet uit de bewijsmiddelen blijkt.
3.5.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in
bijlage IIopgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. De rechtbank heeft op grond van de inhoud van de gebruikte bewijsmiddelen – elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – de overtuiging gekregen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.6.
Bewijsoverwegingen
Dagvaarding I, feiten 1 en 2
Betrouwbaarheid verklaring [minderjarige 2]
De rechtbank stelt voorop dat in algemene zin voorzichtig moet worden omgegaan met de verklaringen van kinderen en dat het van belang is dat verhoren van kinderen met waarborgen zijn omkleed.
De rechtbank ziet ten eerste geen aanleiding om te veronderstellen dat [minderjarige 2] onder druk is gezet om een verklaring af te leggen. Daartoe overweegt de rechtbank in de eerste plaats dat het studioverhoor van [minderjarige 2] zorgvuldig en degelijk tot stand is gekomen. De verklaring die door [minderjarige 2] is afgelegd, is verder concreet, gedetailleerd, consistent en genuanceerd. Zij heeft bijvoorbeeld verklaard dat haar broer werd geslagen en cocaïne moest roken, maar dat zij niet werd geslagen en dat zij niet hoefde te roken. Dat draagt bij aan de betrouwbaarheid van haar verklaring.
Betrouwbaarheid verklaring [de moeder]
De rechtbank ziet evenmin reden om aan de verklaring van [de moeder] te twijfelen. Zij heeft gedetailleerd verklaard over wat er in de ten laste gelegde periode is gebeurd. Bovendien wordt haar verklaring ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank acht deze verklaring dan ook bruikbaar voor het bewijs.
Psychische mishandeling en fysieke mishandeling [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
Niet ter discussie heeft gestaan dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] deel uitmaakten van het gezin van de verdachte en ze aan zijn zorg waren toevertrouwd. De verdachte heeft ook ter terechtzitting verklaard dat hij zich verantwoordelijk voelde en de zorg voor de kinderen op zich heeft genomen.
De rechtbank overweegt over de vraag of de kinderen in hun gezondheid zijn benadeeld als volgt.
Voor psychische mishandeling of emotionele verwaarlozing van kinderen hanteert het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) als definitie: aanhoudende of extreme frustratie van elementaire emotionele behoeften van het kind, waaronder ongevoeligheid van de ouders met betrekking tot het ontwikkelingsniveau van het kind alsmede het uiten van bedreigingen (zonder verwondingen). Onder psychische mishandeling of emotionele verwaarlozing valt ook het getuige zijn van het kind van geweld tussen de ouders of een van de ouders en zijn/haar (ex)partner. De Jeugdwet (artikel 1.1) en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (artikel 1.1.1) definiëren kindermishandeling als: elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel. Vormen hiervan zijn lichamelijke mishandeling, lichamelijke verwaarlozing, psychische mishandeling, psychische verwaarlozing, seksueel misbruik en getuige zijn van geweld in het gezin.
De rechtbank is, mede in het licht van het voorgaande, van oordeel dat de bewezen verklaarde handelingen kwalificeren als psychische mishandeling. De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of psychische mishandeling kan worden aangemerkt als mishandeling in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is.
Hoewel in de wetsgeschiedenis van artikel 300 Sr niet wordt gesproken over de geestelijke gezondheid, sluit de tekst van artikel 300 Sr dit ook niet uit. De in het vierde lid van artikel 300 Sr genoemde gelijkstelling van mishandeling met benadeling van de gezondheid biedt aanknopingspunten voor strafbaarheid van niet alleen het veroorzaken van lichamelijke pijn, letsel of onlust, maar ook voor mishandelingen van psychische aard. De rechtbank verwijst in dat verband ook naar het antwoord van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 1 september 2020 op Kamervragen over psychische mishandeling, waarin hij op vragen over de strafrechtelijke aanpak van psychische mishandeling wijst op artikel 300 Sr.
De rechtbank is van oordeel dat niet iedere kleinerende of denigrerende handeling of opmerking als mishandeling in de zin van artikel 300 Sr kan worden aangemerkt. Het komt aan op de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder die zijn verricht. In dit geval spelen daarbij ook de jonge leeftijd van de beide kinderen en hun afhankelijke positie ten opzichte van de verdachte een aanzienlijke rol.
Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat de verdachte [minderjarige 1] (bijna) dagelijks sloeg. Zowel [de moeder] als [minderjarige 2] waren hier getuige van en de verdachte heeft tegen [minderjarige 2] gezegd dat haar hetzelfde kon gebeuren. Beide kinderen waren getuige van bedreigingen richting hun moeder en [minderjarige 2] heeft gezien dat de verdachte haar moeder twee keer sloeg.
In verband met door de verdachte vermeend seksueel misbruik bij [minderjarige 1] , heeft hij [minderjarige 1] om 5 uur ’s ochtends aan ‘verhoren’ onderworpen, waarbij hij onder andere “Ben je in je reet/sterretje geneukt?” heeft gevraagd en heeft gezegd “Je gaat het nu vertellen anders pleur ik je op de kankerstraat in de kou”.
De verdachte heeft verklaard dat hij van [minderjarige 1] ‘een man’ wilde maken en hem daarom ‘trainingen’ gaf in de vorm van schaduwboksen. De verdachte raakte [minderjarige 1] op zijn borst en hij sloeg tegen de handen van [minderjarige 1] , die [minderjarige 1] als dekking bij zijn gezicht had. Toen [minderjarige 1] als gevolg daarvan een blauwe plek opliep, zei de verdachte tegen hem dat hij zo niet met hem buiten kon lopen. Hij noemde hem een kankerkind, een flikker, een bitchboy en zei dat hij nooit zijn kind zou worden. Wanneer [minderjarige 1] huilde, vroeg de verdachte op een denigrerende manier of hij alweer aan het fonteinen of (kanker)balken was.
De verdachte liet [minderjarige 1] cocaïne roken. Dat volgt uit de verklaring van [minderjarige 2] en de getuige [getuige] (p. 70). Uit de verklaring van [minderjarige 2] volgt dat dit ervoor zorgde dat [minderjarige 1] stopte met huilen. Daarnaast waren [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de kleine woning, al dan niet in dezelfde kamer, aanwezig als de verdachte cocaïne en wiet rookte. Hierdoor hebben ze deze dampen ingeademd.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat er gedurende een periode van drie maanden sprake is geweest van een patroon van ernstige lichamelijke en emotionele mishandeling van [minderjarige 1] en emotionele mishandeling en verwaarlozing van beide nog zeer jonge kinderen door de verdachte, van wie zij voor hun opvoeding en verzorging juist afhankelijk waren. Er was sprake van systematische emotionele afwijzing. Onder andere de regelmatige blootstelling aan huiselijk geweld tegen gezinsleden en het toepassen van leeftijd inadequate zorg- en disciplineringspraktijken zijn voorbeelden van voor het ontwikkelingsniveau zeer ongepaste of inconsistente interacties met het kind. Daaronder valt ook gedrag dat niet past bij de ontwikkeling, zoals middelengebruik.
Concluderend stelt de rechtbank op basis van het dossier vast dat de verdachte een grote variëteit aan gedragingen heeft verricht die binnen de vormen van mishandeling en verwaarlozing passen, met een ernstig en escalerend patroon.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het getuige zijn van huiselijk geweld angst oplevert en dat fysieke en verbale agressie vaak leidt tot gevoelens van onveiligheid en afwijzing. Ook is het een feit van algemene bekendheid dat een gevoel van affectie en veiligheid een basisbehoefte is voor een kind en dat op de opvoedende ouders de verplichting rust om voor die veilige omgeving te zorgen. De verdachte heeft structureel niet in deze behoefte van de kinderen voorzien en juist gezorgd voor een zeer onveilige omgeving.
Gelet op de veelheid en/of aard van de gedragingen, het structurele karakter van de incidenten – ook in hun onderlinge samenhang bezien – bestond naar het oordeel van de rechtbank een aanmerkelijke kans op beschadiging van de geestelijke gezondheid en ontwikkeling van de kinderen en daarmee benadeling van de (psychische) gezondheid van de kinderen. De rechtbank acht, hoewel een stoornis (nog) niet is gediagnosticeerd, voldoende aannemelijk geworden dat beide kinderen reeds zijn benadeeld in hun gezondheid, ook door de niet-fysieke gedragingen van de verdachte. De omstandigheid dat [minderjarige 1] op geen enkel moment in het proces gehoord is kunnen worden vanwege de psychische belasting die dit bij hem teweeg zou brengen, onderstreept dit. De verdachte moet de nadelige effecten van zijn gedragingen hebben waargenomen. Door toch te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft de verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de gezondheid van de kinderen kon worden en is benadeeld.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, door zo te handelen als hiervoor is beschreven, opzettelijk de gezondheid heeft benadeeld van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en dat de verdachte [minderjarige 1] fysiek heeft mishandeld. De rechtbank acht dus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.7.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Ten aanzien van dagvaarding I:
1
hij in de periode van 19 februari 2024 tot en met 14 april 2024 te [plaats 1] een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, te weten [minderjarige 1] ( [datum 2] -2013 ), heeft mishandeld door hem (op verschillende tijdstippen) meerdere malen in het gezicht en tegen het lichaam te slaan en te stompen;
2
hij in de periode van 19 februari 2024 tot en met 14 april 2024 te [plaats 1] op verschillende tijdstippen kinderen die hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, te weten [minderjarige 1] ( [datum 2] ) en [minderjarige 2] ( [datum 3] ), heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte, meerdere malen althans eenmaal
die [minderjarige 1]
- uitgescholden, gekleineerd en denigrerend toegesproken met (onder andere) kankerhomo en kankerflikker en kankersletje en kankerhoer en 'zit je te fonteinen kankerhoertje' en 'jij wordt nooit mijn zoon' en 'nu kan ik niet zo met jou buiten lopen kankerkind' en 'wil je een flikker/bitchboy blijven' en
- getuige doen zijn van fysiek huiselijk geweld en bedreigingen (gericht tegen zijn moeder) en
- getuige doen zijn van de vernieling van spullen en
- ' trainingen' gegeven om een 'man van hem te maken' en hem daarbij geslagen en
- filmpjes laten zien van onder andere martelingen en (zware) mishandelingen en
- foto's/filmpjes laten zien van blote vrouwen en
- ( om 05.00 uur in de ochtend) onderworpen aan 'verhoren' met betrekking tot door verdachte vermoed seksueel misbruik waarbij hij, verdachte, (onder andere) heeft gevraagd/gezegd '"Ben je in je reet/sterretje geneukt?" en "Je gaat het nu vertellen anders pleur ik je op de kankerstraat in de kou" en
-
cocaïnelaten gebruiken en
- voor lange periodes in dezelfde ruimte laten zijn als waar hij, verdachte,
cocaïneen wiet gebruikte
en
die [minderjarige 2]
- getuige doen zijn van fysiek huiselijk geweld en bedreigingen gericht tegen haar moeder en broertje en
- getuige doen zijn van de vernieling van spullen en
- getuige doen zijn van de hierboven genoemde vernederingen richting haar broertje en
- toegesproken met ' [minderjarige 1] krijgt straf dat kan jou ook gebeuren' en
- voor lange periodes in dezelfde ruimte laten zijn als waar hij, verdachte,
cocaïneen wiet gebruikte
waardoor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van die [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is benadeeld;
3
hij op 16 juni 2024 te 's-Gravenhage zijn
levensgezel[de moeder] , heeft mishandeld door
- genoemde [de moeder] eenmaal aan de haren te trekken en te duwen waardoor zij is gevallen en
- genoemde [de moeder] eenmaal tegen het lichaam te schoppen en
- op genoemde [de moeder] te gaan
liggenen
- genoemde [de moeder] vervolgens in het gezicht te stompen.
Ten aanzien van dagvaarding II:
hij op tijdstippen in de periode van 27 december 2023 tot en met 30 juni 2024 te ’s-Gravenhage
- een hoeveelheid afbeeldingen, te weten 60 foto's en 97 video's waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken, heeft verworven
enin bezit
heeftgehad
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met een penis en/of vinger en/of voorwerp oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met een penis en/of vinger en/of voorwerp oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander, al dan niet minderjarig) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (foto 1 tm 4, bestandsnamen [bestandsnaam 1] [bestandsnaam 2] en/of [bestandsnaam 3] en/of [bestandsnaam 4] )
en
het met een penis en/of mond en/of tong en/of hand en/of voorwerp (laten) betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (foto 5 tm 7, bestandsnamen [bestandsnaam 5] en [bestandsnaam 6] en [bestandsnaam 7] )
en
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of (vastgebonden) poseert in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's /film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (foto 8 en 9, bestandsnamen [bestandsnaam 8] en/of [bestandsnaam 9] )
en
het houden van een (stijve) penis bij/naast/tegen het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (foto 10, bestandsnaam [bestandsnaam 10] ).
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De oplegging van een straf en maatregelen

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht en dat aan de verdachte de ongemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: de tbs-maatregel) met bevel dat de verdachte van overheidswege wordt verpleegd (hierna: dwangverpleging) wordt opgelegd.
Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte de tbs-maatregel met voorwaarden wordt opgelegd.
Zowel bij haar primaire als subsidiaire strafeis vordert de officier van justitie dat aan de verdachte wordt opgelegd een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van 38v Sr in de vorm van een contactverbod met [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [de moeder] voor de duur van vijf jaren. Zij vordert dat de rechtbank zal bepalen dat bij overtreding van deze maatregel telkens een week vervangende hechtenis wordt toegepast met een maximum van zes maanden. Daarnaast vordert zij dat aan de verdachte wordt opgelegd een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z Sr, aansluitend op het moment dat de tbs-maatregel eindigt.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het ondergane voorarrest. Subsidiair wordt verzocht bij voorgaande straf een voorwaardelijk strafdeel op te leggen en daar bijzondere voorwaarden aan te koppelen. Meer subsidiair wordt verzocht, indien de rechtbank een tbs-maatregel oplegt, de tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregelen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft gedurende een periode van drie maanden de kinderen van zijn ex-partner stelselmatig fysiek en psychisch ernstig mishandeld. Hij sloeg [minderjarige 1] , kleineerde hem, denigreerde hem en schold hem uit. Hij gooide spullen door het huis en mishandelde en bedreigde hun moeder, in hun bijzijn. Hij liet [minderjarige 1] filmpjes zien van martelingen en dreigde dat hem dat ook kon gebeuren. De verdachte liet [minderjarige 1] ook cocaïne roken. Hij onderwierp [minderjarige 1] daarnaast aan ‘verhoren’ om 5 uur ’s ochtends en gaf hem ‘trainingen’ in de vorm van schaduwboksen, waarbij hij [minderjarige 1] daadwerkelijk raakte. Alleen al in zijn gezicht had [minderjarige 1] negen bloeduitstortingen. Deze verkleuringen waren drie maanden later nog te zien. [minderjarige 2] was getuige van deze mishandelingen. De verdachte dreigde dat [minderjarige 2] ook straf kon krijgen, zoals haar broer kreeg.
De verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de kinderen. Zowel de fysieke als verbale agressie heeft bij de kinderen sporen achtergelaten. Toen verbalisanten ter voorbereiding op het studioverhoor een paar dagen na de uithuisplaatsing naar de kinderen gingen, wilde [minderjarige 1] niets verklaren, staarde hij naar de grond en krabde hij zichzelf. Hij verstopte zich daarna in een kast. [minderjarige 2] heeft tijdens haar studioverhoor verklaard dat zij bang was voor de verdachte. [minderjarige 1] kon een half jaar na de uithuisplaatsing nog geen openheid geven over wat er allemaal heeft plaatsgevonden. Hem horen is door zijn begeleiders als psychisch te belastend bevonden.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] leefden in een kleine woning waar het op de dag van de uithuisplaatsing blauw stond van de rook. De ramen en gordijnen waren altijd gesloten, terwijl de verdachte cocaïne en wiet rookte in de woning. De kinderen leefden in een onzekere en onveilige omgeving, terwijl de verdachte ervoor had moeten zorgen dat de kinderen veilig waren en zich thuis ook veilig konden voelen. Door het handelen is de geestelijke gezondheid en ontwikkeling van de kinderen beschadigd. De tijd dat de kinderen bij de verdachte hebben moeten wonen, moet een voor hen onbeschrijfelijk angstige en traumatiserende tijd zijn geweest, waarbij ze ook nog eens zijn onttrokken aan hun vertrouwde schoolomgeving. [minderjarige 2] is samen met [minderjarige 1] aangemeld bij de GGZ. Momenteel wordt door een psycholoog bezien of een traumabehandeling moet worden ingezet.
De rechtbank neemt de verdachte dit alles zeer kwalijk. Daarbij komt dat de verdachte ter terechtzitting geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen door de hiervoor genoemde problemen te ontkennen, te bagatelliseren of de oorzaak daarvan buiten zichzelf te leggen. De rechtbank weegt dit in het nadeel van de verdachte mee bij het bepalen van de op te leggen straf.
Daarnaast heeft de verdachte, nadat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] reeds uit huis waren geplaatst, zijn toenmalige partner thuis mishandeld en haar onder meer tegen haar lichaam en in het gezicht gestompt. Zij heeft hierdoor letsel opgelopen. Ook dit is een ernstig feit en de rechtbank neemt ook dit de verdachte kwalijk.
Hiernaast is bij de verdachte thuis een hoeveelheid kinderporno aangetroffen, waarbij het meestal kinderen onder de leeftijd van twaalf jaar oud, maar voor een deel ook zeer jonge kinderen betrof. Voor de productie van kinderporno worden kinderen seksueel misbruikt en uitgebuit. Ze worden voor een camera gezet om te poseren en seksuele handelingen bij zichzelf en anderen te verrichten en/of te ondergaan. Handelingen, die gelet op hun geestelijke en lichamelijke ontwikkeling, niet passend zijn voor hun leeftijd. Kinderen die seksuele handelingen moeten verrichten ten behoeve van de kinderporno-industrie kunnen aanzienlijke psychische schade oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Ook kunnen ze nog lange tijd achtervolgd worden door de gevolgen van de verspreiding van de beelden, doordat het vrijwel onmogelijk is om een afbeelding of video die op het internet is gezet, daarvan af te halen. Dit vergroot de schade voor deze kinderen. Door het handelen van de verdachte blijft de productie van kinderporno in stand. Dat rekent de rechtbank hem aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 11 maart 2025. Hierop staan geen veroordelingen voor vergelijkbare strafbare feiten. De rechtbank weegt dit gegeven noch in strafverzwarende, noch in -verlagende zin mee.
Persoon van de verdachte
De Pro Justitia-rapporten
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een Pro Justitia-rapportage over de verdachte van prof. dr. D.J. Vinkers , psychiater, van 20 oktober 2024. De psychiater concludeert dat bij de verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis en cocaïne. Hij is prikkelbaar en (fors) agressief, hij neemt weinig verantwoordelijkheid voor zijn eigen leven en externaliseert vaak, hij heeft een lacunair geweten en een basale achterdocht naar anderen. Hij ervaart een leegheid in zijn bestaan die hij probeert te vullen door onder meer middelenmisbruik (cannabis en cocaïne, beide middelen dagelijks gebruik met interferentie van functioneren). Er zijn tevens aanwijzingen voor ADHD. De verdachte kan zich vanaf jonge leeftijd niet goed concentreren, hij is impulsief, hij maakt dingen niet af, is rommelig, is onrustig, praat veel, draaft door en heeft geen geduld. Deze kenmerken zouden ook gerelateerd kunnen zijn aan de persoonlijkheidsproblematiek en/of het middelenmisbruik van de verdachte. De psychiater adviseert om bij bewezenverklaring de ten laste gelegde feiten in (enigszins) verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De verdachte is door zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis impulsief en hij heeft nauwelijks de mogelijkheid om zijn behoeftebevrediging uit te stellen. Hij heeft ook erg weinig frustratietolerantie en kan (verbale of fysieke) agressie inzetten wanneer hij niet zijn zin krijgt. Dit patroon werd verder versterkt door het forse en dagelijks gebruik van cocaïne en cannabis. De psychiater schat in dat het risico op gewelddadig en/of grensoverschrijdend gedrag bij de verdachte hoog is.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een Pro Justitia-rapportage over de verdachte van psycholoog drs. W.J.L. Lander van 25 oktober 2024. Hij constateert eveneens dat bij de verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, waardoor de verdachte
onder psychische druk geneigd is tot impulsief en agressief gedrag. Tevens zijn er ADHD-
symptomen en hierdoor is hij minder in staat om zijn gedrag te sturen en zal hij ook eerder
komen tot impulsief en agressief gedrag. Ook is er sprake van een stoornis in cocaïne- en cannabisgebruik en dit gebruik faciliteert het agressieve gedrag. De psycholoog adviseert eveneens om bij bewezenverklaring de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De psycholoog schat het recidiverisico als matig-hoog in.
Om het recidiverisico te verminderen wordt door beide deskundigen een behandeling geadviseerd die gericht is op de impulscontrole, de agressieregulatie en het cocaïnegebruik van de verdachte. De behandeling zal in eerste instantie intensief van aard moeten zijn en om deze reden zal de behandeling moeten starten met een klinische fase. Deze klinische fase dient plaats te vinden in een beveiligde, gesloten setting met toezicht op de afdeling, aanbod van therapie- en behandelfaciliteiten onder begeleiding en een gecontroleerde in- en uitgang. Geadviseerd wordt om betrokkene een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. Vervolgens kan de verdachte worden toegeleid naar een begeleide woonvorm met voldoende begeleiding. De psychiater acht het aannemelijk dat de verdachte aan de maatregel zal meewerken.
Het reclasseringsadvies
De rechtbank heeft ook acht geslagen op een reclasseringsadvies over de verdachte van 28 april 2025. Daarin wordt negatief geadviseerd over een tbs-maatregel met voorwaarden. De verdachte heeft namelijk al eerder onder reclasseringstoezicht gestaan, wat wegens de houding en het gedrag van de verdachte niet van de grond is gekomen. Gezien de wisselende bereidheid die de verdachte tijdens het onderzoek bij zowel de Pro-Justitia-rapporteurs als bij de reclassering toonde, is de reclassering van mening dat een tbs-maatregel met voorwaarden niet haalbaar is. De reclassering heeft er weinig vertrouwen in dat de verdachte zich aan voorwaarden zal blijven houden. De reclassering heeft, voor het geval de rechtbank de verdachte toch een tbs-maatregel met voorwaarden zal opleggen, de volgende daarbij te stellen voorwaarden geformuleerd, kort weergegeven:
geen strafbare feiten plegen;
meewerken aan reclasseringstoezicht;
klinische opname in een zorginstelling;
meewerken aan time-out;
begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
ambulante behandeling;
middelenverbod en meewerken aan middelencontrole;
dagbesteding;
meewerken aan schuldhulpverlening/beschermingsbewind;
niet naar het buitenland (reisverbod);
contactverbod.
Verder adviseert de reclassering de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs-maatregel te bevelen en daarnaast de 38v-maatregel en de 38z-maatregel op te leggen, met het oog op het hoge recidiverisico.
De tbs-maatregel met voorwaarden
De rechtbank overweegt dat de conclusies en adviezen van de deskundigen worden gedragen door een uitgebreide en deugdelijke onderbouwing, zodat er geen reden bestaat om aan de juistheid van deze adviezen te twijfelen. De rechtbank zal, conform de adviezen, de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte toerekenen. De rechtbank vindt het, net als de deskundigen, noodzakelijk dat de verdachte wordt behandeld voor zijn problematiek om zo te voorkomen dat hij nieuwe strafbare feiten pleegt. Gelet op het hoge recidiverisico en het gebrek aan zelfreflectie vindt de rechtbank het noodzakelijk dat de verdachte gedurende langere tijd in een gestructureerde en beveiligde omgeving wordt behandeld. De rechtbank ziet het kader van de tbs-maatregel als het enige passende juridische kader om te waarborgen dat de verdachte die behandeling krijgt en zich hieraan niet onttrekt.
De rechtbank is van oordeel dat volstaan kan worden met oplegging van tbs met voorwaarden. Hoewel de verdachte eerder een wisselende houding had tegenover deze maatregel, heeft hij op de pro-formazitting van 27 februari 2025 en op de terechtzitting van consistent verklaard zich aan alle tbs-voorwaarden te willen houden. Zijn wisselende houding kwam volgens hem voort uit verwarring en onbegrip over de tbs-maatregel, maar de verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij inmiddels weet wat het betekent en dat hij echt bereid en gemotiveerd is om mee te werken.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de tbs-maatregel. De door de verdachte begane feiten zijn misdrijven waarvoor de maatregel kan worden opgelegd, te weten de misdrijven zoals omschreven in artikel 37a, eerste lid, sub 2, Sr. Blijkens de hiervoor vermelde psychiatrische en psychologische rapportages bestond tijdens het begaan van deze feiten bij de verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, namelijk een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast vereist de algemene veiligheid van personen dat de maatregel wordt opgelegd, aangezien naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een hoog recidiverisico. De rechtbank volgt de deskundigen in hun advies dat een stevig kader nodig is, omdat gebleken is dat de in 2022 opgelegde behandelinterventies ontoereikend waren voor het verminderen van het recidiverisico.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal de rechtbank de tbs-maatregel met voorwaarden opleggen. Aan deze maatregel zullen ter bescherming van de algemene veiligheid van personen de bovengenoemde door de reclassering geformuleerde voorwaarden worden verbonden, met inbegrip van de klinische opname in een zorginstelling. De rechtbank sluit zich aan bij het advies van de psychiater dat de klinische opname, door de hogere intensiteit ervan, noodzakelijk is voor de effectiviteit van de behandeling.
Dadelijke uitvoerbaarheid
In de ernst van de problematiek van de verdachte en het feit dat sprake is van een hoog recidiverisico, ziet de rechtbank aanleiding om conform artikel 38, zesde lid, Sr te bevelen dat de tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De 38z-maatregel
Aangezien uit de rapportages van de deskundigen volgt dat naar verwachting een langdurige, intensieve behandeling noodzakelijk is om gedragsverandering bij de verdachte teweeg te brengen, moet er rekening mee worden gehouden dat het recidiverisico na afloop van de tbs-maatregel nog niet voldoende is teruggedrongen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het noodzakelijk dat de 38z-maatregel wordt opgelegd in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen. De rechtbank stelt verder vast dat aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr is voldaan. De rechtbank gelast immers de terbeschikkingstelling van de verdachte.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat er naast de tbs-maatregel met voorwaarden ook een straf aan de verdachte moet worden opgelegd. De ernst van de feiten maakt dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht, alles afwegende een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten een langere gevangenisstraf rechtvaardigt, dan de officier van justitie heeft gevorderd.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal, zoals geadviseerd door de reclassering, voor het geval dat hoger beroep wordt ingesteld tegen het vonnis, bevelen dat de voorlopige hechtenis wordt geschorst op het moment dat de ondergane duur daarvan gelijk wordt aan de opgelegde gevangenisstraf van achttien maanden en de verdachte terechtkan in een kliniek. Aan de schorsing van de voorlopige hechtenis zullen dezelfde voorwaarden worden verbonden als die aan de tbs-maatregel zijn verbonden.
Die schorsing houdt verband met de tevens op te leggen dadelijke uitvoerbare tbs-maatregel met voorwaarden. Zou de verdachte de in dat kader te stellen voorwaarden niet naleven, terwijl dit vonnis nog niet onherroepelijk is, dan bestaat de mogelijkheid om de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis te bevelen. Op die manier worden de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen gewaarborgd. De rechtbank verwijst hiertoe naar het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1729, r.o. 6.4.3 en 6.5.
Indicatiestelling Forensische ZorgDe reclassering heeft nog geen
Indicatiestelling Forensische Zorg aangevraagd. Er is dus nog geen kliniek waar de verdachte kan worden geplaatst. Dat dient alsnog zo spoedig mogelijk te gebeuren, opdat de verdachte na zijn gevangenisstraf dan wel - in geval hoger beroep zal worden ingesteld - op het moment van schorsing van de voorlopige hechtenis, meteen in een kliniek zal kunnen worden opgenomen (zie ook hierna onder 10).

7.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

[minderjarige 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 33.797,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 7.225,- aan materiële schade, € 25.000,- aan immateriële schade en € 1.572,- aan proceskosten.
[minderjarige 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 23.797,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 7.225,- aan materiële schade, € 15.000,- aan immateriële schade en € 1.572,- aan proceskosten.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, beide te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich, onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 maart 2023 (ECLI:NL:RBAMS:2023:1258), op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. De onderbouwing houdt in dat de vorderingen (aan het einde van) de dag voor de inhoudelijke behandeling zijn ingediend. Gezien de hoogte en de omvang van de vorderingen, het feit dat de advocaat van de benadeelde partij zich al maanden geleden heeft gesteld, en het feit dat de verdachte gedetineerd is, heeft de raadsman de vorderingen niet kunnen bespreken met zijn cliënt. Daardoor is de verdediging niet in staat geweest om een onderbouwd standpunt te formuleren en is er geen sprake van ‘equality of arms’ in de zin van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De behandeling van de vorderingen levert daarom een onevenredige belasting van het strafproces op. Subsidiair verzoekt de raadsman de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren in verband met de tegenstrijdige belangen van de moeder en de kinderen en de eventuele invloed daarvan richting zijn cliënt, het gebrek aan onderbouwing en het ontbreken van een causaal verband.
De vordering is voor wat betreft de gevraagde bedragen niet betwist.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat een benadeelde partij in het strafproces vergoeding kan vorderen van de schade die zij door een strafbaar feit heeft geleden, indien voldoende verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen van de verdachte en de schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden (vgl. HR 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:959, NJ 2014/256).
De rechtbank is in algemene zin van oordeel dat, ondanks het feit dat de vorderingen op een laat moment zijn ingediend, een omstandigheid die de benadeelde partijen blijkens de toelichting van hun advocaat niet kan worden aangerekend, in dit geval geen aanleiding bestaat de benadeelde partijen enkel om die reden niet-ontvankelijk te verklaren in hun vordering. Daarbij speelt een rol dat het gaat om overzichtelijke vorderingen. In zoverre wordt het verweer van de verdediging verworpen. Voor het overige geldt het hiernavolgende.
[minderjarige 1]
Studievertraging
Op basis van de door de benadeelde partij overgelegde stukken is onvoldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde handelen van de verdachte een jaar studievertraging heeft/zal gaan op(ge)lopen. De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post Studievertraging, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de bij dagvaarding I, onder feit 1 en feit 2, bewezen verklaarde feiten. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op de vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 15.000,-. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Totaal toegewezen
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 15.000,-, bestaande uit immateriële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 19 februari 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling
De gevorderde advocaatkosten zijn geen schade die de benadeelde partij heeft geleden als rechtstreeks gevolg van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in dat deel van de vordering. Wel kunnen de advocaatkosten worden aangemerkt als kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt. Deze kosten kunnen in redelijkheid op basis van het ‘Liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven’ worden begroot op € 1.572,- (gebaseerd op 2 punten in een zaak met een geldswaarde van € 20.000,- tot € 40.000,-). Daarnaast zal de rechtbank de verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [minderjarige 1]
De verdachte zal voor de bij dagvaarding I, onder feit 1 en feit 2, bewezen verklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 15.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 19 februari 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [minderjarige 1] .
[minderjarige 2]
Studievertraging
Op basis van de door de benadeelde partij overgelegde stukken is onvoldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde handelen van de verdachte een jaar studievertraging heeft/zal gaan op(ge)lopen. De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post Studievertraging, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bij dagvaarding I, feit 2, bewezen verklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 9.000,-. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Totaal toegewezen
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 9.000,-, bestaande uit immateriële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 19 februari 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling
De gevorderde advocaatkosten zijn geen schade die de benadeelde partij heeft geleden als rechtstreeks gevolg van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in dat deel van de vordering. Wel kunnen de advocaatkosten worden aangemerkt als kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt. Deze kosten kunnen in redelijkheid op basis van het ‘Liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven’ worden begroot op € 1.572,- (gebaseerd op 2 punten in een zaak met een geldswaarde van € 20.000,- tot € 40.000,-). Daarnaast zal de rechtbank de verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [minderjarige 2]
De verdachte zal voor het bij dagvaarding I, onder feit 2, bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 9.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 19 februari 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [minderjarige 2] .

8.Het in beslag genomen voorwerp

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen telefoon wordt teruggegeven aan de verdachte.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Omdat het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1500-2024118069-G3166457, Samsung).

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38z, 57, 60a, 240b, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals die ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10. De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1, 2 en 3 en de bij dagvaarding II ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.7 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I, feit 1:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 2:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 3:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel;
ten aanzien van dagvaarding II:
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verwerven en in bezit hebben, meermalen gepleegd;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
strafbaarheid
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
strafoplegging
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (ACHTTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
maatregelen
gelast de
terbeschikkingstellingvan de verdachte;
stelt daarbij de navolgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
dat de terbeschikkinggestelde:
1. zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. zal meewerken aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat de terbeschikkinggestelde:
  • zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de terbeschikkinggestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
  • de reclassering helpt aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
  • ervoor zorgt dat hij te allen tijde bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren;
  • meewerkt aan huisbezoeken;
  • de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
  • zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
  • meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de terbeschikkinggestelde, als dat van belang is voor het toezicht;
  • de reclassering zicht verschaft de voortgang van zijn resocialisatie en begeleiding en de reclassering toestemming verleent om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk;
  • geen omgang zal hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar (kunnen) brengen en zich open opstelt, inzake het aangaan van nieuwe relaties of bestaande relaties en geen bezwaar heeft dat deze op ‘gepaste en discrete’ wijze door de reclassering worden gescreend;
3. zich laat opnemen en zal verblijven in
een nog nader door IFZ/DIZ te indiceren klinische settingof soortgelijke forensische instelling, zulks te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
De opname start direct aansluitend aan detentie (zie ook hierna, onder ‘voorlopige hechtenis’). De opname duurt zolang de reclassering en het behandelteam dat nodig vinden. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de daar geldende huisregels, afspraken en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering en het behandelteam een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vinden, werkt de terbeschikkinggestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
4. als de reclassering dat nodig vindt en de terbeschikkinggestelde daarmee instemt, voor een time-out kan worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrische Kliniek of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de terbeschikkinggestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
5. aansluitend aan zijn klinische opname zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Het verblijf duurt zolang de reclassering en zorginstelling dat nodig vinden. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
6. aansluitend aan zijn klinische behandeling zich laat behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
7. geen drugs en alcohol gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de terbeschikkinggestelde wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn ademonderzoek (blaastest) en urineonderzoek;
8. zich inzet voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding en zich houdt aan de voorwaarden c.q. regels die hem gesteld worden;
9. inzage geeft in zijn financiën en meewerkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen. Desgewenst werkt hij mee aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en/of beschermingsbewind;
10. zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland zal begeven;
11. op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met zijn ex-partner en haar kinderen, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
in het geval geen hoger beroep wordt ingesteld, gaat dit bevel gelet op artikel 38, zevende lid, Sr, in op het ogenblik waarop de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf eindigt;
voor het geval wel hoger beroep wordt ingesteld, bepaalt de rechtbank dat dit bevel ingaat vanaf het ogenblik waarop 1) de duur van de voorlopige hechtenis gelijk is geworden aan die van de opgelegde gevangenisstraf en 2) de verdachte zal zijn overgebracht naar een kliniek voor zijn klinische behandeling; de rechtbank beveelt in dit verband dat
de voorlopige hechtenis van de verdachte vanaf dat moment wordt geschorst;
aan deze schorsing worden
dezelfde voorwaarden verbonden, als hierboven onder 1 tot en met 11vermeld;
de rechtbank herhaalt dat de reclassering nog geen
Indicatiestelling Forensische Zorg heeft aangevraagd.Dat dient alsnog zo spoedig mogelijk te gebeuren, opdat de verdachte aansluitend aan zijn gevangenisstraf dan wel op het moment van schorsing van de voorlopige hechtenis, meteen in een kliniek zal kunnen worden opgenomen;
legt aan de verdachte ook op
de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z Sr;
de vordering van de benadeelde partij [minderjarige 1]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 15.000,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 februari 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [minderjarige 1] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op € 1.572,-, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel [minderjarige 1]
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 15.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 19 februari 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [minderjarige 1] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 110 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
de vordering van de benadeelde partij [minderjarige 2]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 9.000,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 februari 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [minderjarige 2] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op
€ 1.572,-, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel [minderjarige 2]legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 9.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 19 februari 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [minderjarige 2] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 80 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
het in beslag genomen goed
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten: 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1500-2024118069-G3166457, Samsung).
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.R. van Hattum, voorzitter,
mr. V.J. de Haan, rechter,
mr. A. Dantuma-Hieronymus, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. S.M.R. Berendsen, J.A. Keuter, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juni 2025.
Bijlage I
Dagvaarding I:
1
hij in of omstreeks de periode van 19 februari 2024 tot en met 14 april 2024 2024 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, te weten [minderjarige 1] ( [datum 2] ), heeft mishandeld door hem (op verschillende tijdstippen) meerdere malen althans eenmaal in het gezicht en/of tegen het lichaam te slaan/stompen;
2
hij in of omstreeks de periode van 19 februari 2024 tot en met 14 april 2024 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland op verschillende tijdstippen zijn stiefkind(eren) althans (een) kind(eren) die/dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, te weten [minderjarige 1] ( [datum 2] ) en/of [minderjarige 2] ( [datum 3] ), heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte, meerdere malen althans eenmaal
die [minderjarige 1]
- uitgescholden, gekleineerd en/of denigrerend toegesproken met (onder andere) kankerhomo en/of kankerflikker en/of kankersletje en/of kankerhoer en/of 'zit je te fonteinen kankerhoertje' en/of 'jij wordt nooit mijn zoon' en/of 'nu kan ik niet zo met jou buiten lopen kankerkind' en/of 'wil je een flikker/bitchboy blijven' en/of
- getuige doen zijn van fysiek huiselijk geweld en bedreigingen (gericht tegen zijn moeder) en/of
- getuige doen zijn van de vernieling van spullen en/of
- ' trainingen' gegeven om een 'man van hem te maken' en/of hem daarbij geslagen en/of
- filmpjes laten zien van onder andere verkeersongevallen en/of martelingen en/of (zware) mishandelingen en/of
- foto's/filmpjes laten zien van blote vrouwen en/of
- ( om 05.00 uur in de ochtend) onderworpen aan 'verhoren' met betrekking tot door verdachte vermoed seksueel misbruik waarbij hij, verdachte, (onder andere) heeft gevraagd/gezegd '"Ben je in je reet/sterretje geneukt?" en/of "Je gaat het nu vertellen anders pleur ik je op de kankerstraat in de kou" en/of
- cocaine laten gebruiken en/of
- voor lange periodes in dezelfde ruimte laten zijn als waar hij, verdachte, cocaine en/of wiet gebruikte
en/of
die [minderjarige 2]
- getuige doen zijn van fysiek huiselijk geweld en/of bedreigingen (gericht tegen haar moeder en/of broertje) en/of
- getuige doen zijn van de vernieling van spullen en/of
- getuige doen zijn van de hierboven genoemde vernederingen richting haar broertje en/of
- toegesproken met ' [minderjarige 1] krijgt straf dat kan jou ook gebeuren' en/of
- cocaine laten gebruiken en/of
- voor lange periodes in dezelfde ruimte laten zijn als waar hij, verdachte, cocaine en/of wiet gebruikte
waardoor de (lichamelijke en/of geestelijke) gezondheid van die [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2] is benadeeld;
3
hij op of omstreeks 16 juni 2024 te 's-Gravenhage , in elk geval in Nederland zijn levensgeze [de moeder] , heeft mishandeld door
- genoemde [de moeder] meerdere malen althans eenmaal aan de haren te trekken en/of te duwen (waardoor zij is gevallen) en/of
- genoemde [de moeder] meerdere malen althans eenmaal tegen het lichaam te schoppen en/of
- op genoemde [de moeder] te gaan zitten en/of
- genoemde [de moeder] (vervolgens) meerdere malen althans eenmaal in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te stompen.
Dagvaarding II:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 december 2023 tot en met 30 juni 2024 te 's-Gravenhage , althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, telkens
- ( een hoeveelheid) afbeeldingen (te weten 60 foto's en/of 97 video's) en/of
- gegevensdragers (te weten een mobiele telefoon en/of een computer) bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verworven, in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met een penis en/of vinger en/of voorwerp oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met een penis en/of vinger en/of voorwerp oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander, al dan niet minderjarig) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (foto 1 tm 4, bestandsnamen [bestandsnaam 1] en/of [bestandsnaam 2] en/of [bestandsnaam 3] en/of [bestandsnaam 4] )
en/of
het met een penis en/of mond en/of tong en/of hand en/of voorwerp (laten) betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (foto 5 tm 7, bestandsnamen [bestandsnaam 5] en/of [bestandsnaam 6] en/of [bestandsnaam 7] )
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of (vastgebonden) poseert in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's /film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (foto 8 en 9, bestandsnamen [bestandsnaam 8] en/of [bestandsnaam 9] )
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast/tegen het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (foto 10, bestandsnaam [bestandsnaam 10] ).
Bijlage II
Ten aanzien van dagvaarding I:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024118069/ PL1500-2024190231, van de politie eenheid Den Haag (doorgenummerd pagina 1 t/m 373).
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 april 2024, voor zover inhoudende (p. 15-16):
Op 14 april 2024 werd de voordeur van [adres 1] te ’ s-Gravenhage opengemaakt door een jongen welke later bleek te zijn [minderjarige 1] . Ik zag letsel aan beide ogen van deze jongen. Ik zag dat er blauwe verkleuringen rondom de ogen waren ontstaan. Ik vroeg aan [de moeder] wat er met de ogen van [minderjarige 1] was gebeurd. Ik zag dat [verdachte] in de woonkamer weed rookte. Ik zag dat woonkamer blauw stond van het roken van weed.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 april 2024, voor zover inhoudende (p. 43 en 45):
Om een beter beeld te krijgen van de gezinssituatie voorafgaand aan het vertrek
richting Den Haag sprak ik, verbalisant, met de directrice van basisschool [naam school] te [plaats 2] . De laatste ziekmelding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dateert van 19 februari 2024.
3. Het proces-verbaal van aangifte van [de moeder] , opgemaakt op 20 juni 2024, voor zover inhoudende (p. 73-75):
[verdachte] zocht iedere keer contact met mij. Ik trapte er weer in en vertrok naar [plaats 1] .
Ik nam mijn kinderen mee. Ik ben in maart 2024 door [verdachte] mishandeld en bedreigd. Dit gebeurde in de woonkamer en in de gang terwijl de kinderen in de woonkamer zaten. Hij sloeg mij met zijn rechter platte hand tegen mijn gezicht. De klap kwam tegen de rechterkant van mijn gezicht en tegen mijn neus. Ik voelde een bonkende pijn aan mijn gezicht. De klap kwam hard aan. Door de pijn kwamen er tranen uit mijn ogen.
Hij gooide tijdens een ruzie of een woordenwisseling meerdere keren spullen naar mij.
Ik hoorde dat hij tijdens het dreigen zei dat hij zou mij doodsteken, doodschieten.
Hij heeft aan mij ook een wapen laten zien. Ik zag een revolver, het handvat en de
loop waren zwart en er zat ook iets met hout kleurige elementen op.
Op 16 juni 2024 voelde ik dat hij mij aan mijn haren vast pakte. Terwijl hij aan mijn haren trok, sleepte hij mij door de gang naar de voordeur. Ik voelde heel veel pijn aan mijn hoofd. Toen wij in de portiek stonden, duwde hij mij tegen de trap. Ik belandde met mijn rug en mijn hoofd tegen de trap. Hierdoor voelde ik veel pijn aan mijn rug, nek en hoofd. Ik zag dat hij met zijn rechter gebalde vuist tegen mijn gezicht sloeg. Hierdoor voelde ik pijn aan mijn gezicht en mijn neus, ik kreeg bijna geen lucht meer. Het leek net als of mijn hoofd uit elkaar klapte. Ik zag dat [verdachte] met zijn voet tegen mijn been trapte.
Ik heb door de mishandeling letsel opgelopen.
4. Het proces-verbaal van verhoor van [de moeder] , opgemaakt op 19 juni 2024, voor zover inhoudende (p. 128-130):
Wij waren in [plaats 1] bij [verdachte] . Begin 2024 hebben we contact weer gekregen. Hij beloofde dat de kinderen in [plaats 1] naar school konden gaan. Eind maart/april ging het mis. Mijn zoontje was te slap en kon nooit een man worden. Hij jankt om alles.
Hij heeft mij vaak klappen verkocht en bedreigd met messen en scharen. Hij bedreigde mij 24 uur per dag.
Hij schold op ons. Filmpjes laten zien waar iemand dood gemaakt wordt en zeggen dat hij het ook kan.
Het blauwe oog van [minderjarige 1] is ontstaan door [verdachte] . Hij heeft hem zo vaak geslagen. Hij dwong ons te kijken hoe hij [minderjarige 1] sloeg. Hij heeft [minderjarige 2] gedreigd haar te slaan.
[verdachte] bleef op [minderjarige 1] ’s gezicht slaan. Hij heeft wel een keer toen ik van de wc terug kwam [minderjarige 1] van de stoel bij het bureau tegen de muur geslagen. Ik zag dat.
[verdachte] rookt wiet en gebruikt cocaïne. Als je 24/7 in de omgeving zit van cocaïne en wiet kan je dat inademen. [minderjarige 1] moest de hele tijd bij [verdachte] en zijn bureau zitten.
5. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt op 1 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 115-117, 121):
Ik zei dan tegen [minderjarige 1] ; “Kankerhomo doe normaal, gedraag je als een man, niet zo met je vinger in je poepgat. Kankersletje.” Ik zeg “Kankerhoer zit je te fonteinen?” Huilen bedoel ik daarmee. Kanker toch op, altijd dat gehuil, gehuil, dat word je zat een keer, dat gejank van hem. Dan zei ik trek je kankerbek open, wat is er nu belangrijk om door mij heen te praten. Kankerhoertje ben jij. Dat soort dingen zei ik wel. Ik zei “doe godverdomme normaal, wat een bitch gedrag, doe fucking normaal. Kankerhoertje doe normaal.” Hij ging overal in mee, gaf geen tegengas, deed altijd wat ik zei, sprong gewoon op. Het was niet mijn zoon, ik zei tegen hem jij wordt nooit mijn zoon, jij blijft zo, jij wordt nooit normaal, jij zal nooit mijn bloed zijn. Hij kreeg zijn telefoon niet, hij ging kankerbalken en met zijn kont omhoog staan als een zwakkeling. Ik zei Kanker op naar je kamer.
Ik heb twee keer trainingen met hem gedaan. Ik wilde een man van hem maken. Ik wees met mijn vinger in de lucht, en zei “kijk”. En dan raakte ik hem op zijn borst. Ik leerde hem dekking te geven, handen bij zijn hoofd. Ik haalde langzaam uit en leerde hem vechten. Ik sloeg dan tegen zijn handen aan die hij bij zijn gezicht hield als dekking. Fucking randdebiel. Ik zag het steeds blauwer worden. De laatste keer was een dag voordat de politie kwam denk. Ik was boos. Nu kan ik niet zo met jou buitenlopen Kankerkind. Ik walgde gewoon van hem, wat een homo. Kankerzwerver. Nou, we kunnen beter balletten met jou, dit wordt niks. Daar moest ik elke dag mee leven, met twee dochters. Wil je een flikker blijven? Wil je een bitchboy blijven? Prima.
Ik liet vrouwen zien, bloot, en door zijn reactie kwam de duivel uit mij. Hij zei dat het ongemakkelijk was om die vrouwen zo te zien. Ik heb hem nog andere filmpjes van mij laten zien, dat ik mensen kapot heb geslagen, heb gemarteld, vastgebonden heb op stoelen, ik heb hem alles laten zien. Ik zei Kankerflikker, jij bent juist degene die daar zit. Op die filmpjes zag hij dat ik iemand aan het straffen was. Ik had bijvoorbeeld een Antilliaan en ik trok een gouden tand uit zijn mond met een tang. Ik zei hem dat als hij zo door zou gaan dat hij daar zou gaan zitten.
Als de kinderen gingen slapen om 20.00 uur dan gingen wij alcohol en/of verdovende middelen gebruiken, in de woonkamer of op het balkon. Ik deed wel een klein raampje open maar dat is niet genoeg voor het kind. Ze sliepen waar ze in slaap vielen. In de woonkamer vielen ze vaak al in slaap.
Ik heb tegen [minderjarige 2] gezegd “kijk [minderjarige 1] krijgt straf, dat kan jou ook gebeuren.”
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 april 2024, voor zover inhoudende (p. 53-53):
Op 18 april 2024 zijn wij, verbalisanten, naar de woning gegaan aan de [adres 1] te ’ [plaats 1] . [verdachte] vertelde ons, kort samengevat, het volgende: [minderjarige 1] zou misbruikt worden of recentelijk langdurig seksueel misbruikt zijn, dit zou heel vaak gebeurd zijn. [verdachte] merkte dat [minderjarige 1] iets dwars zat maar [minderjarige 1] wilde niets vertellen. Uiteindelijk heeft [verdachte] een soort verhoorsessies gehouden met [minderjarige 1] . [verdachte] deed voor wat hij zei tegen [minderjarige 1] om hem te laten verklaren. Zo zei [verdachte] over zijn vraagstelling naar [minderjarige 1] bijvoorbeeld; “Ben je in je reet geneukt?”, Ben je in je sterretje geneukt?”, “Ben je geneukt daar waar je poep uitkomt?” en “Je gaat het nu vertellen anders pleur ik je op de kankerstraat in de kou”. [verdachte] vertelde daarbij dat het op dat moment 05.00 uur in de ochtend was. [verdachte] had [minderjarige 1] hierop een foto, afkomstig van het internet, van sperma laten zien.
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 november 2024, voor zover inhoudende (p. 191-195):
Op 4 november 2024 werd [minderjarige 2] gehoord door een gecertificeerd zedenrechercheur in een kindvriendelijke verhoorstudio. [minderjarige 2] vertelt dat ze met mama naar haar vriend [verdachte] in [plaats 1] ging. Hij was boos op [minderjarige 1] . De volgende dag ging hij hem de hele tijd slaan. [minderjarige 1] had een hele grote bult en toen was het heel dik geworden, [minderjarige 1] kon toen niks meer zien. Hij zou ook zijn vinger eraf hakken en hem dood maken. De volgende dagen bleef hij hem alleen maar slaan, hij zei dat wij niks mochten doen. Hij noemde [minderjarige 1] een slet en een hoer. Hij zei steeds tegen [minderjarige 1] dat hij in zijn kelder een martelkamer had en hij liet filmpjes zien op zijn computer. Hij zei steeds tegen mij en mama dat hij [minderjarige 1] in de kelder laat zitten met een hand aan een touw en de deur van de kelder open, dan kunnen mensen hem meenemen en iets met hem doen.
Mama’s vriend ging cocaïne maken, drugs. Hij ging [minderjarige 1] ook laten roken.
Hij heeft ook mama geslagen. Hij vertelde dat hij een poef had en die bovenkant, waar je opzit, kan eraf. Hij zei tegen [minderjarige 1] , eerst doe je je benen tegen je buik, plat en je hoofd naar beneden en dan zei hij dat hij dat met [minderjarige 1] zou doen. Hij zou [minderjarige 1] in een vuilniszak doen en hem in de poef doen. Hij zou [minderjarige 1] zijn hoofd eraf hakken. Later, toen was [minderjarige 1] zijn oog helemaal dik geworden, rood en paars. Hij had hem ook geslagen met een strip van mij.
Het is vaker gebeurd dat hij [minderjarige 1] pijn deed, hij slaat hem elke dag. Hij heeft mama twee keer geslagen. En roken, dat is vaak gebeurd. Ik was erbij en dan zaten hun bij de computer en ik zat op de bank op de tablet en ik kon het zien. Of ik was met de katten aan het spelen en dan kon ik het ook zien dat hij [minderjarige 1] liet roken.
Ik weet niet hoe vaak [minderjarige 1] geslagen is, elke dag. Hij slaat hem hierop ( [minderjarige 2] wijst op haar slaap naast haar oog). Ik, mama en [minderjarige 1] en hijzelf waren erbij, het was in de woonkamer. Als [minderjarige 1] iets verkeerds doet sloeg hij hem maar [minderjarige 1] deed helemaal niets verkeerd en dan slaat hij hem toch. Dat gebeurde naast het raam, bij de computer. Dan zat hij naast hem, en als [minderjarige 1] dan iets verkeerd doet dan gaat hij hem alleen maar slaan. Ik weet niet wat [minderjarige 1] verkeerd deed, hij ging gewoon steeds slaan. Hij sloeg hem met een platte hand en hij zei niks en [minderjarige 1] zei ook niks. Dan ging hij hem slaan, ze zitten dan naast elkaar. Dan is de computer hier en dan zitten hun naast elkaar.
Hij slaat hem gewoon één keer en dan is het klaar. Steeds als hij iets verkeerd deed slaat hij hem. Vaker per dag. Mama zei niks tegen hem want hij zei dat wij niks mochten zeggen Als hij hem slaat of iets anders met hem doet, roken, dan huilde ik daarom.
Ik was ook bang, ik zei niks. Dat hij dat ging doen, dat hij [minderjarige 1] zijn vinger eraf ging hakken. Hij zei dat [minderjarige 1] een meisje was.
Het zijn geen sigaretten maar een metaal buisje met een ding erop, een buisje. Zulke dingen zitten erin, cocaïne, hij zei dat het cocaïne was. Dit stukje doe je in je mond en als je het in je mond hebt dan steekt hij dat ding aan met een vuurtje. Maar dan moet je het naar binnen blazen. Dan moet je dat zo doen ( [minderjarige 2] ademt diep in en neemt een teug lucht in alsof zij inhaleert). Ik zag dan dat hij moe werd, steeds zie je dat hij moe werd en zijn ogen dicht deed. Toen ging hij hem vaak slaan en als hij hem dan liet roken, dan ging hij niet huilen. Tegen mama en [minderjarige 1] zei hij dat ze dat moesten doen
.Hij zei erbij wat [minderjarige 1] dan moest doen, eerst in je mond stoppen, niet dat hele ding, alleen het beginstuk en dan moet je gewoon inademen.
Als mama iets verkeerd deed heeft hij haar geslagen, hier naast haar hoofd ( [minderjarige 2] wijst haar slaap, naast oog aan). Mama werd in de badkamer geslagen. Ik heb gezien dat hij mama ging slaan, met een platte hand. In de woonkamer was dat.
8. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , opgemaakt op 2 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 70):
De getuige verklaarde:
Ik wil ook nog vertellen dat ik twee of drie keer bij [verdachte] en [de moeder] thuis was en toen heb gezien dat [minderjarige 1] drugs moest gebruiken van [verdachte] . [verdachte] maakte de pijp met crack of cocaïne klaar aan het bureau. Hij zit daar altijd. Ik zag en hoorde dat hij [minderjarige 1] riep. [minderjarige 1] moest naast hem komen zitten. [verdachte] stopte vervolgens de pijp in de mond van [minderjarige 1] en ik zag dat [minderjarige 1] van de pijp rookte. [minderjarige 1] rookte dus crack.
9. Een geschrift, te weten een verkort deskundigenrapport d.d. 15 augustus 2024 van het Nederlands Forensisch Instituut, betreffende een aanvullend toxicologisch onderzoek in het lichaamsmateriaal van [minderjarige 1] . Het rapport houdt in:
Op 16 juli 2024 is urine van [minderjarige 1] ontvangen. Daarin zijn benzoylecgonine en methylecgonine (omzettingsproducten van cocaïne) aangetoond.
10. Een geschrift, te weten een verkort deskundigenrapport d.d. 15 augustus 2024 van het Nederlands Forensisch Instituut, betreffende een aanvullend toxicologisch onderzoek in het lichaamsmateriaal van [minderjarige 2] . Het rapport houdt in:
Op 16 juli 2024 is urine van [minderjarige 2] ontvangen. Daarin zijn benzoylecgonine en methylecgonine (omzettingsproducten van cocaïne) aangetoond.
11. Een geschrift, te weten een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut over het Forensisch medisch onderzoek betreffende een 10-jarig kind met letsels (p. 241):
Op 15 april 2024 werden de volgende huidletsels bij [minderjarige 1] vastgesteld:
In totaal 17 bloeduitstortingen. Dit betrof bloeduitstortingen op:
-Rechterslaap
-Onder rechteroog
-Aan weerszijden van de neusbrug (2)
-Rechterjukbeen
-Rechteronderkaak
-Linkerjukbeen
-Voor het linkeroor
-Linkerwang
-Linkerbovenarm (2)
-Rechterbovenarm
-Rechterpols
-Linkerbovenbeen (2)
-Rechterknie (2)
Een oogwitbloeding, in het rechter oog (subconjunctivale bloeding)
De letsels kunnen verklaard worden door uitwendige krachtsinwerkingen. Gezien aantal en verspreiding over het lichaam moeten er meerdere krachtsinwerkingen hebben plaatsgevonden. Ik acht de combinatie van bloeduitstortingen en de subconjunctivale bloeding, gezien het aantal, de locaties en de verspreiding, veel (100-10.000 keer) waarschijnlijker onder de hypothese niet-accidentele krachtisinwerking dan onder de hypothese accidentele krachtsinwerking. De bloeduitstortingen in het gelaat en de subconjunctivale bloeding kunnen passen bij stomp botsende krachtswerkingen, zoals geslagen worden door een volwassene met blote vuisten.
12. Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring, voor zover inhoudende (p. 80):
Medische informatie betreffende:
Achternaam: [de moeder]
Voornamen: [de moeder]
Uitwendig waargenomen letsel:
Nekpijn -> drukpijn wervels en spieren
Neus -> gezwollen neusrug, rechte stand
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 18-06-2024
13. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , opgemaakt op 3 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 81-82):
Op 16 juni 2024 bevond ik mij in mijn woning aan de [adres 2] te [plaats 1] . Ik hoorde geschreeuw naast mij bij de buren van nummer [adres 1] . Ik weet dat daar wonen: [de moeder] en [verdachte] . Ik hoorde [de moeder] schreeuwen en auw roepen. Ik hoorde geschreeuw in het portiek. Ik deed de deur open en zag dat [de moeder] voor de trap voor hun deur op de grond lag. [verdachte] lag boven op haar en ik zag dat hij met zijn vuisten op haar gezicht sloeg.
Ten aanzien van dagvaarding II:
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024118069, van de politie eenheid Den Haag (doorgenummerd pagina 1 t/m 373).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 27 mei 2025;
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 december 2024, (p. 245-251);