In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser, van Afghaanse nationaliteit, had zijn asielaanvraag ingediend op 24 december 2021 en stelde dat hij problemen had met de Taliban en dat zijn identiteit niet geloofwaardig werd geacht door de autoriteiten. De rechtbank heeft de eerdere uitspraak van 19 juni 2024, waarin het beroep van eiser gegrond werd verklaard, vernietigd na hoger beroep door de Minister van Asiel en Migratie. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat vreemdelingen die vrijwillig terugkeren naar Afghanistan na een verblijf in het Westen geen reëel risico op ernstige schade lopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk door de Taliban wordt gezocht of dat hij problemen heeft met de familie van een Taliban-lid. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij bij terugkeer naar Afghanistan een reëel risico loopt op ernstige schade. De uitspraak is gedaan door mr. S.N. Abdoelkadir, rechter, en is openbaar gemaakt op 19 juni 2025.