ECLI:NL:RBDHA:2025:10419

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
11492812 CV EXPL 25-165
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van werknemer tot betaling van achterstallig loon op basis van cao en functie-indeling

In deze zaak vordert de werknemer, [eiser], dat de kantonrechter de stichting, [gedaagde], veroordeelt tot betaling van achterstallig loon op basis van de cao. De werknemer stelt dat hij in een onjuiste functiegroep is ingedeeld, wat heeft geleid tot een te laag loon. De kantonrechter oordeelt dat de werknemer inderdaad in een onjuiste functieschaal is ingedeeld en dat de stichting € 9.450,28 bruto aan achterstallig loon moet betalen. De procedure begon met een dagvaarding op 3 januari 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 17 april 2025. De werknemer had een arbeidsovereenkomst met de stichting, die hem een nulurencontract had aangeboden. De cao Besloten Busvervoer was van toepassing, maar de stichting heeft de werknemer niet correct ingedeeld volgens deze cao. De kantonrechter concludeert dat de werknemer recht heeft op het hogere loon dat bij de juiste functiegroep hoort, en dat de stichting ook wettelijke verhogingen en rente moet betalen. De kantonrechter wijst de vordering van de werknemer grotendeels toe, met uitzondering van enkele onderdelen, en compenseert de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Gouda
DJ b/c
Rolnr.: 11492812 \ CV EXPL 25-165
Vonnisdatum: 5 juni 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. T.E. Houkes,
tegen
Stichting Vervoerspunt Gouda ,
gevestigd te Gouda ,
gedaagde partij,
gemachtigde: M.V.A. Pohlkamp.
Partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 januari 2025 met de producties 1 tot en met 18;
- de conclusie van antwoord met een productie;
- de brief van [eiser] met productie 19;
- de nadere reactie van [gedaagde] met producties.
1.2.
Op 17 april 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij [eiser] is verschenen met zijn gemachtigde. Namens [gedaagde] zijn M.V.A. Pohlkamp, [naam 1] en [naam 2] verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van het verhandelde ter zitting. Deze bevinden zich in het griffiedossier. Ter zitting is afgesproken de zaak aan te houden in verband met schikkingsonderhandelingen.
1.3.
Op 30 april 2025 hebben partijen laten weten dat er geen schikking is bereikt. Beide partijen hebben stukken ingebracht.
1.4.
Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] verzorgt vervoer voor minder validen en ouderen. Zij maakt voor haar werkzaamheden met name gebruik van vrijwilligers. [eiser] was daarop een uitzondering. Met hem heeft [gedaagde] een arbeidsovereenkomst gesloten met ingang van 1 juli 2021 en eindigend op 31 december 2021. Het betrof een nulurencontract. Het salaris van [eiser] werd betaald uit subsidie van de gemeente Gouda.
2.2.
De functie van [eiser] is in de arbeidsovereenkomst omschreven als
‘administratief ondersteuner’. Op de salarisstrook staat
‘allround medewerker’. Op de arbeidsovereenkomst is de Cao Besloten Busvervoer (hierna: de Cao) van toepassing verklaard. In art. 4 van de arbeidsovereenkomst staat dat het salaris € 10,63 bruto per uur bedraagt, conform de loontabel niet-rijdend personeel, functiegroep 0, periodiek 0. De Cao kent geen functiegroep 0. Het bedrag van € 10,63 komt overeen met dat van functiegroep 1, periodiek 0.
2.3.
Op 26 juli 2021 heeft [naam 3] , de bestuurder van [gedaagde] , [eiser] een taakomschrijving toegestuurd die luidt als volgt:
  • Het verzorgen van de vrijwilligersplanning, ic. het tijdig inplannen van de vrijwilligers over de dagen en over de bussen/auto’s en voorkomende veranderingen in het rooster tijdig opvangen zodat de dienstverlening mogelijk blijft.
  • Het verzorgen van de ritplanning voor elke dag, ic. zorgen voor een goed en efficiënt ritschema waarbij de ritlijsten ‘s ochtends tijdig beschikbaar zijn voor de chauffeurs/begeleiders van die dag.
  • De Telefoon Centrale bemensen en daarbij informatie verstrekken over VervoersPuntGouda en onze dienstverlening, de contacten onderhouden met de chauffeurs/begeleiders om de ritten te coördineren én de binnenkomende verzoeken om ritten adequaat afhandelen.
  • Het onderhouden van de contacten met de zorg- en welzijnsinstellingen voor de ritschema’s van hun cliënten.
  • Het verzorgen van de basisadministratie voor het financieel beheer van [gedaagde] en voor een adequate informatievoorziening naar de accountant.
  • Andere ondersteunende werkzaamheden voor het bestuur.
Daarnaast heeft [naam 3] onder meer het volgende aan [eiser] geschreven:
“Op termijn zal ik ook vragen aan de accountant om je functieomschrijving te veranderen. Dat moet worden Coördinator of Planner. Bij nader inzien vind ik dat beter passen dan de huidige omschrijving. Help me herinneren dat we dit oppakken in het najaar.
Help me ook herinneren dat we dan het salaris aanpassen.”
2.4.
Daarna is de arbeidsovereenkomst met een jaar verlengd. Met ingang van 1 oktober 2022 is het nulurencontract omgezet in een arbeidsovereenkomst voor 20 uur per week voor een jaar. In 2023 is de overeenkomst stilzwijgend verlengd. Het laatstverdiende loon is € 1.315,98 per maand exclusief 8% vakantietoeslag.
2.5.
[eiser] heeft in de periode mei tot en met september 2024 diverse malen verzocht om aanpassing van zijn loon aan het in de Cao vermelde bedrag bij de functie van Planner C. In een brief van 30 juni 2024 heeft [naam 3] voorgesteld om [eiser] met ingang van 1 januari 2024 in de functie van Planner A, functiegroep 6, te plaatsen met trede 0. [gedaagde] heeft het verschil bijbetaald.
2.6.
Op 9 juli 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden. Daarin is onder meer besproken dat [eiser] op zoek zou gaan naar een andere baan. [eiser] heeft de arbeidsovereenkomst op 7 oktober 2024 met onmiddellijke ingang opgezegd.
2.7.
De Cao vermeldt voor niet rijdende, technische en administratieve werknemers de functiegroepen 1 tot en met 8. Ten aanzien van de functie Planner zijn er drie varianten:
Planner A (ingedeeld in functiegroep VI), Planner B (ingedeeld in functiegroep VII) en Planner C (ingedeeld in functiegroep VIII). Deze functies worden als volgt omschreven:
Planner A
Rapporteert aan: Bedrijfsleider/Directeur/Planner C
Geeft leiding aan: niet van toepassing
Kerntaken
  • Ondersteunen bij het opstellen van planningen, op basis van verstrekte/aangeleverde informatie, verwerken gegevens in het planningssysteem.
  • Volgen van de uitvoering van programma’s; signaleren van bijzonderheden/afwijkingen e.d.
Overige taken
  • Opstellen van roosters op basis van concrete werkinstructies, procedures etc.
  • Verzorgen van rijopdrachten, verzorgen van benodigde documenten.
Planner B
Rapporteert aan: Bedrijfsleider/Directeur
Geeft leiding aan: niet van toepassing
Kerntaken
  • Opstellen van korte termijn planningen (14 daagse planningshorizon) op basis van vastgesteld programma, rekening houdend met CAO, wettelijke bepalingen e.d.
  • Volgen van de uitvoering van programma’s; bijstellen in geval van afwijkingen/bijzonderheden.
Overige taken
  • Opstellen van roosters.
  • Verzorgen van rijopdrachten, verzorgen van benodigde documenten.
  • Reserveren van cashgeld.
  • Verzorgen van de communicatie met chauffeurs (programma/rijopdracht/bijzonderheden etc.).
Planner C
Rapporteert aan: Bedrijfsleider/Directeur
Geeft leiding aan: 1 assistent planner (event.)
Kerntaken
  • Zorgen voor optimale planning/inzet van mensen en middelen op basis van verkoopprognoses en vastgestelde reisprogramma’s, rekening houdend met beschikbaarheid van materieel (onderhouds- en schoonmaakintervallen) en kennis/kunde/affiniteit chauffeurs en wettelijke bepalingen en CAO.
  • Bijdragen aan het opstellen van een lange termijn planning; adviseren over programmering vanuit bedrijfsmatige optiek (efficiënte inzet van mensen en middelen; uitvoerbaarheid programma); doen van voorstellen teneinde optimale inzet (busdagen / kilometers) te bewerkstelligen.
  • Opstellen van een korte termijn planningen, roosters e.d.
  • Volgen van de uitvoering van programma’s; bijstellen in geval van afwijkingen/bijzonderheden.
Overige taken
  • Verzorgen van rijopdrachten, verzorgen van benodigde documenten.
  • Reserveren van cashgeld.
  • Verzorgen van de communicatie met chauffeurs (programma/rijopdracht/bijzonderheden etc.).

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal veroordelen:
tot betaling aan [eiser] van € 21.155,21 bruto aan achterstallig loon inclusief 8% vakantietoeslag en vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke rente, zijnde een bedrag van € 1.963,84, berekend over de periode van 1 juli 2021 tot 1 december 2024, en vanaf 1 december 2024 tot de dag van volledige betaling, althans vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
tot betaling aan [eiser] van € 10.577,61 bruto uit hoofde van wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente, zijnde een bedrag van € 981,92 berekend tot 1 december 2024, en vanaf 1 december 2024 tot de dag der algehele voldoening, althans vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
tot het verstrekken aan [eiser] van zijn gecorrigeerde en achterstallige loonstroken over de periode van juli 2021 tot en met oktober 2024 alsmede het verstrekken van de eindafrekening van zijn dienstverband, binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, waarin de onder 1 en 2 door [eiser] gevorderde bedragen zijn verwerkt op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,- per dag, met een maximum van € 5.000,-, voor iedere dag dat [gedaagde] hieraan niet voldoet;
tot betaling aan [eiser] van de buitengerechtelijke kosten ad € 1.321,78 inclusief btw;
in de kosten en de nakosten van deze procedure.
3.2.
[eiser] legt hieraan het volgende ten grondslag. Tussen partijen is de toepasselijkheid van de Cao overeengekomen. [gedaagde] heeft [eiser] echter niet volgens de Cao betaald. De functie van [eiser] komt het meest overeen met die van Planner C. [eiser] heeft daardoor een vordering op [gedaagde] ter hoogte van het te weinig betaalde loon over de periode van indiensttreding tot het einde van de arbeidsovereenkomst, vermeerderd met 50% wettelijke verhoging. [eiser] heeft [gedaagde] in gebreke gesteld en gesommeerd om binnen 14 dagen tot betaling over te gaan. Aangezien [gedaagde] daaraan niet heeft voldaan is zij tevens buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering.
3.3.1.
Zij stelt in de eerste plaats dat [eiser] de in art. 44 en 45 Cao genoemde beroepsprocedure had moeten volgen. Daarnaast stelt zij dat [eiser] niet tijdig heeft geklaagd over de inschaling.
3.3.2.
In de tweede plaats betwist [gedaagde] dat de werkzaamheden die [eiser] verrichtte op het niveau van Planner C lagen. Van leidinggevende taken was geen sprake. Bovendien moet worden bedacht dat de Cao is geschreven voor grote touringcarbedrijven waar planningen veel ingewikkelder zijn. Bij [gedaagde] is de planning heel overzichtelijk. De meeste chauffeurs werken volgens een vast rooster. Dat rooster kan gewoon gekopieerd worden en daarna hoeven maar een paar open plekken te worden gevuld. Dat deed [eiser] door een mailtje naar de beschikbare chauffeurs te sturen. Het is dan ook niet reëel om aan te knopen bij de omschrijving in de Cao.
3.3.3.
In de functie zitten enkele elementen van planner B. [eiser] heeft extra taken gehad, zoals het bijhouden van het wisselgeld in de portemonnees van de chauffeurs en het uitreiken van de tassen. Ook dit waren heel eenvoudige taken. In de portemonnees zat slechts € 35,- en het uitreiken van de tassen kostte maar een paar minuten tijd per dag. Het tellen van de factuurritten op de ritlijsten was ook een extra taak, maar ook dat was niet ingewikkeld en kostte maximaal vier uur per maand.
3.3.4.
Op basis van de aard en de zwaarte van de werkzaamheden heeft [gedaagde] bepaald dat de werkzaamheden in feite een combinatie zijn van de taken behorend bij Medewerker servicedesk A, Administratief medewerker A en Planner A. Vanwege de aard van de werkzaamheden heeft [gedaagde] gekozen voor de functie van Planner A.
3.3.5.
Mocht worden geoordeeld dat [eiser] in een hogere functiegroep moet worden ingedeeld dan dient dit niet vanaf de datum van indiensttreding plaats te vinden. [eiser] is in coronatijd in dienst getreden. Toen waren er heel weinig ritten. De werkzaamheden namen in 2022 gaandeweg toe. Daarom heeft [gedaagde] aangeboden om vanaf juli 2023 een looncorrectie toe te passen.
3.3.6.
[gedaagde] heeft inmiddels een eindafrekening opgesteld op grond waarvan [eiser] recht heeft op betaling van loon over 1 tot 7 oktober 2024 en niet-genoten vakantiedagen. [eiser] heeft echter opgezegd zonder de wettelijke opzegtermijn van een maand in acht te nemen. [gedaagde] maakt daarom aanspraak op een gefixeerde schadevergoeding ter hoogte van het loon over de periode van 7 oktober tot 1 december 2024.

4.De beoordeling

Had [eiser] de beroepsprocedure moeten volgen? Nee
4.1.
Het primaire verweer van [gedaagde] dat [eiser] gebruik had moeten maken van de in de Cao omschreven beroepsprocedure faalt. Wellicht was het wenselijk geweest als [eiser] die procedure had gevolgd. Er kan immers van worden uitgegaan dat de daarvoor in het leven geroepen beroepsinstantie specifieke kennis heeft over de functie-indeling. Het is echter geen verplichting om van die procedure gebruik te maken. Het feit dat [eiser] dat niet heeft gedaan betekent dus niet dat hij niet-ontvankelijk verklaard moet worden of dat zijn vordering kan worden afgewezen.
Heeft [eiser] de klachtplicht geschonden? Nee
4.2.
[gedaagde] heeft verder aangevoerd dat [eiser] pas in 2024 over de functie-indeling heeft geklaagd.
4.3.
Op grond van art. 6:89 BW kan een schuldeiser op een gebrek in de prestatie geen beroep meer doen, als hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken, bij de schuldenaar heeft geprotesteerd. De achterliggende gedachte van die bepaling is dat een schuldenaar erop moet kunnen rekenen dat de schuldeiser met bekwame spoed onderzoekt of de prestatie aan de verbintenis beantwoordt en dat deze, indien dit niet het geval blijkt te zijn, dit, eveneens met spoed, aan de schuldenaar meedeelt. De Hoge Raad heeft op 20 september 2024 geoordeeld dat de klachtplicht van art. 6:89 BW in beginsel ook van toepassing is op loonvorderingen (ECLI:NL:HR:2024:1278). Volgens de Hoge Raad moet bij de beantwoording van de vraag of is voldaan aan de in art. 6:89 BW besloten liggende onderzoeks- en klachtplicht, acht geslagen worden op alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard en inhoud van de rechtsverhouding, de aard en inhoud van de prestatie en de aard van het gestelde gebrek in de prestatie.
4.4.
Bij de omstandigheden waarmee rekening moet worden gehouden is enerzijds van belang dat het oordeel dat een schuldeiser te laat heeft geklaagd ingrijpende rechtsgevolgen voor hem heeft. Het leidt immers tot het verval van zijn rechten. Anderzijds moet rekening worden gehouden met de vraag of de schuldenaar nadeel lijdt door het late tijdstip waarop de schuldeiser heeft geklaagd, zoals een benadeling in zijn bewijspositie of een aantasting van zijn mogelijkheden de gevolgen van de gestelde tekortkoming te beperken.
4.5.
De kantonrechter overweegt hierover het volgende. Vaststaat dat [naam 3] al bij de indiensttreding van [eiser] heeft aangegeven dat de functie-indeling onjuist was en dat het salaris aangepast moest worden. Het was [gedaagde] dus vanaf het begin duidelijk dat zij een lager loon betaalde dan op grond van de Cao verschuldigd was en heeft toegezegd daaraan iets te zullen doen. [eiser] mocht er dan ook op vertrouwen dat dit zou gebeuren. De kantonrechter is met [gedaagde] eens dat het beter was geweest als [eiser] de inschaling in een eerder stadium had aangekaart en daarmee niet had gewacht tot mei 2024. Maar aangezien [gedaagde] wist dat de inschaling onjuist was en had toegezegd dit te zullen aanpassen had zij er rekening mee kunnen en moeten houden dat [eiser] aanspraak zou maken op het aanvullende salaris. Er is ook niet gebleken dat [gedaagde] nadeel ondervindt van het te late klagen (behalve ten aanzien van de gevorderde wettelijke verhoging en wettelijke rente, zie onder 4.16 en 4.17). Dat betekent dat het beroep op het niet naleven van de klachtplicht niet wordt gehonoreerd.
Is [eiser] in de juiste functie ingedeeld? Nee
4.6.
Vooropstaat dat partijen ervoor hebben gekozen om de Cao op de arbeidsovereenkomst van toepassing te verklaren. Het betreft een minimum-cao, wat inhoudt dat daarvan niet in het nadeel van de werknemer mag worden afgeweken. [gedaagde] moet de Cao dus naleven. Dat heeft tot gevolg dat [gedaagde] de functie-indeling, zoals die in de Cao is omschreven, moet toepassen en het daarbij behorende loon aan [eiser] moet betalen. Die verplichting wordt niet anders doordat de meeste mensen die voor [gedaagde] werken dat vrijwillig doen en dus geen loon ontvangen. [gedaagde] heeft er immers voor gekozen om [eiser] wel op basis van een arbeidsovereenkomst aan te nemen en de Cao van toepassing te verklaren.
4.7.
Beoordeeld zal daarom worden of [gedaagde] de Cao op de juiste wijze heeft nageleefd. Volgens de in de Cao omschreven indelingsprocedure zijn functiebenamingen niet maatgevend voor het niveau van de functie maar is de inhoud van de functie doorslaggevend. Als er sprake is van een combinatie van functies moet de totaliteit van de functies worden vergeleken met één of meer geschikte voorbeeldfuncties. Daarbij geldt de vuistregel dat de zwaarste onderdelen binnen een functie bepalend zijn voor het niveau.
4.8.
Bij de beoordeling van de zwaarte van de functie zal de functiebeschrijving van 26 juli 2021 als uitgangspunt worden genomen. Daaruit blijkt dat de taken van [eiser] met name bestonden uit het inplannen van chauffeurs en ritten. Volgens [gedaagde] verrichtte hij ook taken die behoren bij de functies Medewerker servicedesk A en Administratief medewerker A, namelijk het verwerken van administratieve gegevens, het inboeken van gegevens in het systeem en het uitdelen van de tassen aan de chauffeurs. Partijen zijn het er echter over eens dat deze taken ondergeschikt waren aan de planningstaken. Het ligt dan ook voor de hand om de functie te kwalificeren als planner.
4.9.
Vervolgens moet worden beoordeeld of de taken vallen onder Planner A, B of C. Omdat de functie van [eiser] niet precies overeenkomt met de omschreven functies moeten de in de Cao opgenomen functiebeschrijvingen worden uitgelegd. De uitleg daarvan is volgens vaste jurisprudentie vooral afhankelijk van objectieve factoren, zoals de gebruikte bewoordingen in de bepalingen, gelezen in het licht van de functieomschrijving als geheel, de eventueel daarbij behorende toelichting, alsook het beoogde doel en de functie van de betreffende functie en functiebeschrijving, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. De maatstaven van redelijkheid en billijkheid brengen naar het oordeel van de kantonrechter mee dat bij die uitleg ook rekening moet worden gehouden met de omvang en complexiteit van de organisatie.
4.10.
Een Planner C geeft volgens de Cao (eventueel) leiding aan een assistent planner. Vaststaat dat [eiser] geen leidinggevende taken had. Een Planner C maakt onder meer langetermijnplanningen waarmee wordt bedoeld: planningen van meer dan 14 dagen vooruit. Vaststaat dat [eiser] ook planningen van meer dan 14 dagen maakte. De 14 dagenplanning moet naar het oordeel van de kantonrechter echter worden gelezen in het geheel van taken, zoals dat onder de 2e bullet is weergegeven, waarbij ook wordt genoemd het adviseren over programmering vanuit bedrijfsmatige optiek (efficiënte inzet van mensen en middelen; uitvoerbaarheid programma) en het doen van voorstellen teneinde optimale inzet (busdagen / kilometers). Dit is een takenpakket dat niet in de buurt komt van de taken die [eiser] verrichtte. Vaststaat dat het rooster, ook voor de lange termijn, grotendeels vastlag. De chauffeurs hadden vaste werkdagen en werktijden. Het rooster werd dan ook gemaakt door het oude rooster te kopiëren. Wel waren er dan nog open plekken in het rooster die ingevuld moesten worden. [eiser] moest dan chauffeurs benaderen met de vraag of zij die diensten wilden invullen. Van het rekening houden met beschikbaar materieel vanwege onderhouds- en schoonmaakintervallen, kennis en kunde van de chauffeurs of wettelijke bepalingen was geen sprake. Advisering over programmering in het kader van efficiënte inzet van mensen en middelen was ook niet aan de orde en datzelfde geldt voor het doen van voorstellen voor de optimale inzet qua busdagen en kilometers. De planning waarvoor [eiser] verantwoordelijk was lijkt dan ook van een lager niveau dan bij de functie van Planner C is bedoeld. Mede gelet op het feit dat [eiser] geen leidinggevende taken had en [gedaagde] een kleine overzichtelijke organisatie is met een beperkt soort dienstverlening lijkt de functie van Planner C niet aan te sluiten bij de werkzaamheden van [eiser] .
4.11.
Vanwege de aard en de omvang van de organisatie lijkt Planner B ook niet op zijn plaats. [eiser] verrichtte weliswaar extra taken maar vaststaat dat die zeer beperkt waren. Zo zette hij elke dag een tas klaar voor de chauffeurs, met een tablet en wisselgeld. Het ging om drie tassen en hij was hier hooguit 6 minuten per dag mee bezig. Dat dit een functieverzwarende omstandigheid was is dan ook niet gebleken. Ook beheerde hij de kas maar aangezien deze een zeer beperkte omvang had lijkt dit ook geen functieverzwarende omstandigheid. Tot slot maakte hij maandelijks tellingen van facturen, hiermee was hij vier uur per maand bezig. Naar het oordeel van de kantonrechter kan dit er evenmin toe leiden dat hij als planner B moet worden aangemerkt. Mede gelet op de aard en omvang van de organisatie wordt dan ook geoordeeld dat [eiser] de functie van Planner A bekleedde.
4.12.
Aangezien [eiser] die taken vanaf indiensttreding heeft vervuld had hij op 1 juli 2021 in functiegroep VI, trede 0 geplaatst moeten worden en vanaf dat moment jaarlijks een periodiek moeten krijgen. Ook dat laatste is niet gebeurd. [eiser] heeft een nadere berekening in het geding gebracht waarin is weergegeven welk loon hij op basis van dat uitgangspunt had moeten krijgen. Volgens die berekening bedraagt het ten onrechte niet- ontvangen loon inclusief 8% vakantiebijslag € 9.450,28. [gedaagde] heeft de juistheid van die berekening betwist onder verwijzing naar de door haar overgelegde berekening van € 2.406,79. Die berekening is echter gebaseerd op de indeling in functiegroep VI vanaf 1 juli 2023 in trede 0 en dus op onjuiste uitgangspunten. Daaraan zal voorbijgegaan worden. Omdat [gedaagde] niet concreet heeft gemaakt op welke punten de berekening van [eiser] onjuist is zal de kantonrechter die tot uitgangspunt nemen.
Heeft [gedaagde] een voor verrekening vatbare tegenvordering? Nee
4.13.
[gedaagde] stelt een voor verrekening vatbare tegenvordering op [eiser] te hebben omdat [eiser] heeft opgezegd zonder de geldende opzegtermijn in acht te nemen. Op grond van art. 7:672 lid 11 BW moet een partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt een schadevergoeding betalen gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. In art. 7:686a lid 4 onder a BW is echter bepaald dat de bevoegdheid om een verzoek hiervoor in te dienen vervalt twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Het betreft een vervaltermijn die strikt wordt gehandhaafd. [eiser] is de gefixeerde schadevergoeding verschuldigd geworden op de dag waarop hij de arbeidsovereenkomst opzegde, te weten 7 oktober 2025.
4.14.
Uit art. 6:127 BW volgt dat verrekening plaatsvindt door een verklaring van de schuldenaar dat hij zijn schuld met een vordering verrekent. [gedaagde] heeft op 18 december 2024 een beroep gedaan op verrekening. Zij heeft de in art. 6:127 lid 1 BW bedoelde verklaring dus pas uitgebracht nadat de vervaltermijn verstreken was. Dat betekent dat [gedaagde] de bevoegdheid tot verrekening niet meer had toen zij de verrekeningsverklaring uitbracht. Door het verstrijken van de vervaltermijn was het recht op de gefixeerde schadevergoeding teniet gegaan.
Wat moet [gedaagde] betalen?
4.15.
Het voorgaande betekent dat het gevorderde bedrag van € 9.450,28 toewijsbaar is.
4.16.
[eiser] vordert wettelijke verhoging over dit bedrag. De kantonrechter ziet in het feit dat [eiser] pas in 2024 over de te lage inschaling heeft geklaagd en in het feit dat [gedaagde] niet of nauwelijks over financiële middelen beschikt aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot 5%, zijnde € 472,50.
4.17.
Vanwege het laat klagen zal de wettelijke rente ook niet worden toegewezen vanaf de vervaldata, maar zoals subsidiair gevorderd vanaf de dag van dagvaarding.
4.18.
[eiser] vordert verder om [gedaagde] te veroordelen tot het verstrekken van de juiste salarisspecificaties en een eindafrekening. Die vordering is toewijsbaar. De gevorderde dwangsom wordt niet toegewezen omdat de kantonrechter ervan uitgaat dat [gedaagde] die veroordeling vrijwillig zal nakomen.
4.19.
[eiser] vordert tot slot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat hij buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht die niet onder art. 237 Rv vallen. De vordering wordt dan ook toegewezen met dien verstande dat de kosten worden berekend over de toewijsbare hoofdsom en worden bepaald op € 847,50 inclusief btw.
4.20.
Nu beide partijen deels in het (on)gelijk zijn gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 9.450,28 bruto ter zake van achterstallig loon, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2025 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 472,50 bruto aan wettelijke verhoging, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2025 tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot het verstrekken aan [eiser] van zijn gecorrigeerde en achterstallige loonstroken over de periode van juli 2021 tot en met oktober 2024 alsmede tot het verstrekken van de eindafrekening van zijn dienstverband, binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 847,50 inclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. D. Jongsma en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juni 2025.