ECLI:NL:RBDHA:2025:10799

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
NL25.20464
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het verlengen van de overdrachtstermijn aan Zweden in het kader van de Dublinprocedure

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van de minister tot verlenging van de overdrachtstermijn aan Zweden. De minister heeft op 28 april 2025 besloten de overdrachtstermijn te verlengen tot achttien maanden, omdat eiseres zich volgens de minister doelbewust buiten het bereik van de autoriteiten heeft gehouden. Eiseres heeft op 10 december 2024 niet verschenen bij het ophaalmoment voor de geplande overdracht en is meerdere keren niet verschenen bij haar meldplicht. De rechtbank heeft het beroep op 20 mei 2025 behandeld en op 3 juni 2025 voortgezet, waarbij eiseres is verschenen met haar gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet is verschenen bij de geplande overdracht en dat zij meerdere keren bij haar meldplicht is weggerend. De rechtbank concludeert dat de minister de overdrachtstermijn terecht heeft verlengd, omdat eiseres zich doelbewust heeft onttrokken aan de autoriteiten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskosten af.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.20464
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en
de Minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: mr. M. Berkelmans).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit tot het verlengen van de overdrachtstermijn aan Zweden. De minister heeft met het bestreden besluit (de brief van 28 april 2025) de overdrachtstermijn tot achttien maanden verlengd.
1.1 Eiseres heeft op 2 mei 2025 beroep ingesteld. De rechtbank heeft dit beroep op 20 mei 2025 op zitting behandeld en aangehouden.
1.2 Verweerder heeft op 21 mei 2025 gereageerd met een nadere toelichting op het besluit van 28 april 2025. Eiseres heeft op 30 mei 2025 aanvullende gronden van beroep ingediend
.
1.3 De rechtbank heeft het beroep op 3 juni 2025 op zitting voortgezet. Eiseres is verschenen, bijgestaan door D. van Elp, kantoorgenoot van gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit tot het verlengen van de overdrachtstermijn vanwege onderduiken. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het bestreden besluit in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiseres voert aan dat de minister in het bestreden besluit niet heeft onderbouwd waarom sprake is van onderduiken. Gelet op de uitspraak van de rechtbank Den Haag,
zittingsplaats Groningen, van 10 oktober 2024¹ is de minister hiertoe wel toe gehouden. Eisers meent dat van onderduiken geen sprake is, zij stelt zich niet doelbewust buiten het bereik van de autoriteiten om overdracht in het kader van de Dublinprocedure te voorkomen. Dit blijkt ook uit een brief die eiseres heeft overgelegd van 22 april 2025.
Hieruit volgt dat eiseres zich op 17 april 2025 heeft gemeld, al dan niet op de voorgeschreven wijze.
6. De minister stelt zich op het standpunt dat sprake is van onderduiken. Hij licht dit toe in de brief van 21 mei 2025. Eiseres is op 10 december 2024 niet verschenen bij het ophaalmoment voor de geplande overdracht. Er is driemaal gepoogd eiseres in bewaring te stellen tijdens haar meldplicht, maar dit is niet gelukt. Op 9 januari 2025 en 10 april 2025 was eiseres niet aanwezig op haar kamer en op 27 maart 2025 is eiseres weggerend tijdens haar meldplicht. Ook tijdens de meldplicht van 3 april 2025 is eiseres weggerend. Diezelfde dag kreeg zij een vordering om in persoon te verschijnen bij het vertrekgesprek op 14 april 2025. Eiseres heeft hier niet aan voldaan. Het vertrekgesprek op 7 april 2025 is niet doorgegaan omdat eiseres ziek was. Het vertrekgesprek is verzet naar 10 april 2025, maar ook toen was eiseres ziek. Het vertrekgesprek is wederom verzet, dit keer naar 17 april 2025. Eiseres verscheen wederom niet bij deze afspraak. Tijdens haar meldplicht op 17 april 2025 is eiseres wederom weggerend, nadat zij de rij voorbij was gelopen en haar pasje op de balie had gegooid. Door het gedrag van eiseres is er geen gelegenheid geweest om aan haar het standaardformulier Tijdelijk Buiten Bereik Autoriteiten (TBBA) uit te reiken. Op het meldmoment van 24 april 2025 is eiseres opnieuw weggerend nadat haar werd medegedeeld dat iemand haar wilde spreken. Op diezelfde dag heeft een kamercontrole plaatsgevonden, waarbij geen persoonlijke spullen van eiseres zijn aangetroffen en is eiseres MOB (met onbekende bestemming) gemeld. Op basis van voren vermelde omstandigheden heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat eiseres zich doelbewust buiten het bereik van de autoriteiten heeft gehouden om overdracht te voorkomen. De overdrachtstermijn is volgens de minister op juiste gronden verlengd.
7. Eiseres voert in haar aanvullende gronden als reactie op de brief van 21 mei 2025 aan dat geen sprake is van onderduiken. Eiseres is niet voor haar overdracht op 10 december 2024 verschenen, omdat zij ziek was en daardoor op haar kamer heeft gewacht totdat zij werd opgehaald voor de overdracht. Op 9 januari en 2025 en 10 april 2025 was zij niet op haar kamer, omdat zij geen bezoek verwachtte en niet verplicht is om op haar kamer te blijven. Zij was tijdens het eerste bezoek hardlopen en tijdens het tweede bezoek boodschappen doen. Op 27 maart 2025 en 3 april 2025 is zij weggegaan omdat zij geen afspraak met DT&V had doorgekregen van haar contactpersoon. Voor de vertrekgesprekken in april 2025 heeft eiseres zichzelf afgemeld omdat zij ziek was. Die maand is zij wel op haar meldplicht verschenen. Op 24 april 2025 heeft eiseres zich ook gemeld. Zij mocht op de plek van iemand anders in de rij omdat zij haast had. Eiseres is vertrokken zonder haar pas omdat de medewerker geen stempel zette en de pas niet teruggaf. Bij de kamercontrole lagen er wel degelijk spullen van eiseres op haar kamer. Toen zij die avond terugkwam op haar kamer lag alles er nog. Eiseres stelt zich dan ook op het standpunt dat zij op 24 april 2025 niet is ondergedoken. Het niet aantreffen van eiseres bij een kamercontrole is niet genoeg voor een MOB-melding. Om zich beschikbaar te houden voor een overdracht hoeft eiseres niet 24/7 op haar kamer te verblijven en steeds te melden wanneer zij haar kamer verlaat, wat zij gaat doen en hoe laat zij terugkeert. Eiseres verwijst hierbij naar de uitspraak

1.ECLI:NL:RBDHA:2024:16508.

van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 27 maart 2025². Ter zitting vult eiseres nog aan dat zij na 24 april 2025 nog telefonisch contact heeft gehad over uitblijven van financiële bijdrage en dat zij op 27 april 2025 is teruggegaan naar het AZC, waar zij zonder medeweten van het COA haar persoonlijke spullen heeft opgehaald. Eiseres verblijft bij een vriend waarvan zij het adres niet heeft doorgegeven.
8. De rechtbank overweegt als volgt. De minister heeft met het besluit de overdrachtstermijn verlengd overeenkomstig artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening vanwege onderduiken. In de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 14 december 2022³ is overwogen dat uit het arrest Jawo⁴ van het Hof van Justitie van de Europese Unie blijkt dat artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening zo uitgelegd moet worden dat een betrokkene onderduikt wanneer deze persoon doelbewust ervoor zorgt dat hij buiten het bereik blijft van de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de overdracht om deze overdracht te voorkomen. Dat is in ieder geval het geval wanneer die overdracht niet kan worden uitgevoerd, omdat de betrokkene de hem toegekende woonplaats heeft verlaten zonder de bevoegde nationale autoriteiten van zijn afwezigheid op de hoogte te brengen, op voorwaarde dat hij werd geïnformeerd over zijn verplichtingen. De betrokkene behoudt de mogelijkheid om aan te tonen dat er geldige redenen waren om de autoriteiten in te lichten over zijn afwezigheid en dat hij niet de bedoeling had om zich te onttrekken aan die autoriteiten.⁵
9. De rechtbank ziet in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding om niet uit te gaan van de juistheid van de weergave die de minister heeft gegeven van de opvolgende gebeurtenissen omtrent meldingen en vertrekgesprekken. Eiseres heeft deze gebeurtenissen onvoldoende weersproken. De rechtbank stelt daarom vast dat eiseres niet is verschenen bij de geplande overdracht op 10 december 2024, dat eiseres meerdere keren bij haar meldplicht is weggerend, dat eiseres niet heeft voldaan aan de vordering tot verschijnen in persoon op 14 april 2025 en dat eiseres meerdere keren niet is verschenen op vertrekgesprekken. Hiermee heeft eiseres de minister niet in de gelegenheid gesteld om haar te wijzen op haar verplichtingen ten aanzien van de overdracht.
10. Eiseres is op 24 april 2025 uit het COA vertrokken zonder het COA hiervan op de hoogte te brengen. De politie heeft op verzoek van het COA een M110 formulier opgesteld, waarin het daadwerkelijk vertrek van eiseres is vastgesteld. Het COA heeft voor deze vaststelling een kamercontrole uitgevoerd met als uitkomst dat in de kamer van eiseres geen persoonlijke spullen van haar zijn aangetroffen. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat niet van deze uitkomst van het onderzoek kan worden uitgegaan en gaat er dan ook vanuit dat geen persoonlijke spullen op haar kamer aanwezig waren. De enkele ontkenning dat dit niet klopt, is onvoldoende om deze bevinding voor onjuist te houden. Eiseres is gelet hierop terecht MOB gemeld. Daarbij heeft eiseres ter zitting verklaard dat zij sinds haar vertrek van het COA bij een vriend verblijft waarvan het adres niet bij de IND, COA of DT&V bekend is. Hiermee wordt de MOB-melding nader onderbouwd. Deze omstandigheden zijn voldoende om aan de nemen dat eiseres in ieder geval vanaf 24 april 2025 is ondergedoken om overdracht te voorkomen. De minister heeft de overdrachtstermijn terecht verlengd. Het

2.ECLI:NL:RBDHA:2025:5163.

4 ECLI:C:EU:2019:218.
beroep van eiseres op de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 27 maart 2025 brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Conclusie en gevolgen
11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de minister de overdrachtstermijn terecht heeft verlengd. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van S.N. Lekatompessij, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 juni 2025
Documentcode: [documentcode]
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.