ECLI:NL:RBDHA:2025:10821

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
NL25.11218
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Senegalese eiser met lhbti-identiteit en de beoordeling van veilig land van herkomst

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van een eiser van Senegalese nationaliteit, die op 16 februari 2025 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 6 maart 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser is van mening dat deze afwijzing onterecht is en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak op 14 mei 2025 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

Eiser heeft aangevoerd dat hij in Italië is gaan wonen in het kader van gezinshereniging, maar dat hij vanwege geruchten over zijn seksuele geaardheid binnen de Senegalese gemeenschap in Italië, bang is voor problemen. De minister heeft de identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht, maar concludeert dat er geen gegronde vrees voor vervolging is, omdat eiser meerdere keren probleemloos naar Senegal heeft gereisd en het land als veilig wordt beschouwd.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de minister ten onrechte Senegal als veilig land van herkomst heeft aangewezen, omdat dit niet geldt voor alle onderdanen, met name niet voor lhbti-personen. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten, omdat de minister kan worden gevolgd in het standpunt dat eiser geen asielgronden heeft aangevoerd. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.814,- van de minister.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.11218
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser (gemachtigde: mr. P.C. Menick),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder (gemachtigde: R. van Dooren).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
2. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven
.Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

3. Eiser heeft op 16 februari 2025 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij stelt van Senegalese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1991. De minister heeft met het bestreden besluit van 6 maart 2025 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
4. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft een verweerschrift ingediend
5. De minister heeft op 6 mei 2025 een aanvullend besluit genomen. Eiser heeft hierop gereageerd.
6. De rechtbank heeft het beroep op 14 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, V.M. Corcelle als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
7. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is in 2008 in het kader van gezinshereniging naar Italië gereisd, waar hij sindsdien heeft verbleven en een verblijfsvergunning heeft. Eiser heeft Italië verlaten omdat er binnen de Senegalese gemeenschap geruchten over hem zijn verspreid dat hij homoseksueel is. Dit wordt niet geaccepteerd binnen de Senegalese gemeenschap waardoor eiser bang is voor problemen. Eiser kan ook niet zich vestigen in een andere stad in Italië, omdat hij gediscrimineerd wordt bij het zoeken van huisvesting.

Het bestreden besluit

8. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister het volgende relevante asielmotief:
- De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser.
9. De minister vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De minister vindt dat uit eisers verklaringen geen gegronde vrees voor vervolging of reëel risico op ernstige schade blijkt, want eiser heeft geen inhoudelijke asielgronden aangevoerd. Eiser is sinds zijn vertrek uit Senegal meerdere keren probleemloos Senegal in- en uitgereisd. Niet is gebleken dat eiser in de negatieve belangstelling staat van de Senegalese autoriteiten. Bovendien komt eiser uit een veilig land van herkomst. De minister heeft daarom eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Verder heeft de minister een terugkeerbesluit aan eiser uitgevaardigd waar uit volgt dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten en moet terugkeren naar Senegal.

Nader besluit en gegrondverklaring van het beroep

10. De minister heeft op 2 mei 2025 een nader besluit genomen omdat het bestreden besluit van 6 maart 2025 een terugkeerbesluit naar Senegal bevatte, terwijl eiser in het bezit is van een Italiaanse verblijfsvergunning. Met dit aanvullende besluit is het terugkeerbesluit komen te vervallen. Dit betekent dat het bestreden besluit een gebrek bevat dat moet leiden tot vernietiging van het besluit. Zie in dit kader bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 22 november 2013(ECLI:NL:RVS:2013:2119). Het beroep is om die reden gegrond.
11. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de rechtsgevolgen het besluit in stand kunnen worden gelaten.
Veilig land van herkomst
12. Eiser voert aan dat Senegal geen veilig land van herkomst is. Uit paragraaf C7/1.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) volgt dat Senegal geen veilig land is voor alle onderdanen. Er wordt namelijk een uitzondering gemaakt voor personen die behoren tot de lhbti-gemeenschap en personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging. Omdat het geen veilig land is voor alle onderdanen levert dit strijd op met artikel 36 en 37 van de richtlijn 2013/32/EU (Procedurerichtlijn). Daarnaast verwijst eiser naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 8 januari 2025 (ECLI:NL:RBDHA:2025:190) waarin hetzelfde wordt geoordeeld.
13. De rechtbank overweegt dat deze zittingsplaats in haar uitspraak van 27 maart 2025 (ECLI:NL:RBDHA:2025:5174) heeft geoordeeld dat uit het arrest van het Hof van Justitie van de EU (het Hof) van 4 oktober 2024 (ECLI:NL:EU:C:2024:841) kan worden afgeleid dat het uitzonderen van groepen zich niet verdraagt met de aanwijzing van een land als veilig land van herkomst. De rechtbank sluit zich aan bij dat oordeel en verwijst daartoe naar de overwegingen 12 tot en met 14 in de genoemde uitspraak van deze zittingsplaats.
14. Gelet op het bovenstaande verklaart de rechtbank artikel 3.37f, vierde lid, aanhef en onder a, van het Voorschrift Vreemdelingen onverbindend. De minister heeft Senegal aangewezen als veilig land van herkomst en bij deze aanwijzing twee groepen uitgezonderd. Dit mag niet. De minister heeft de aanvraag van eiser dan ook ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond onder verwijzing naar artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
15. De rechtbank ziet wel aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten, omdat de minister kan worden gevolgd in het standpunt dat eiser geen asielgronden naar voren heeft gebracht. Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw vormt gelet hierop grondslag om de aanvraag af te doen als kennelijk ongegrond. De beoordeling van de aanvraag leidt dus niet tot een ander uitkomst.

Conclusie en gevolgen

16. De rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
17. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 6 maart 2025;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. W.J.T. Twijnstra, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
03 juni 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.