ECLI:NL:RBDHA:2025:10922
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige en mvv-vereiste in relatie tot Turks associatierecht
Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag afgewezen omdat eiseres niet in het bezit is van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en zij niet van dat vereiste kan worden vrijgesteld. Eiseres is het niet eens met deze afwijzing en heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank heeft de afwijzing beoordeeld en komt tot de conclusie dat deze in stand kan blijven. De rechtbank oordeelt dat het mvv-vereiste niet in strijd is met het Turks associatierecht en dat de minister eiseres in de bezwaarprocedure niet had hoeven horen. De rechtbank legt uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit heeft voor de eiseres.
In het procesverloop heeft de minister de aanvraag van eiseres op 19 september 2024 afgewezen. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 19 december 2024, waarin de minister bij de afwijzing is gebleven. De rechtbank heeft partijen laten weten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting.
De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat het mvv-vereiste niet in strijd is met het Turks associatierecht. Eiseres heeft aangevoerd dat de invoering van het mvv-vereiste geen wettelijke basis heeft en dat er geen dwingende reden van algemeen belang is. De rechtbank heeft deze argumenten verworpen en geconcludeerd dat de minister terecht heeft afgezien van het horen van eiseres in de bezwaarprocedure. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning in stand blijft en de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.