ECLI:NL:RBDHA:2025:10922

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
NL25.2449
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige en mvv-vereiste in relatie tot Turks associatierecht

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag afgewezen omdat eiseres niet in het bezit is van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en zij niet van dat vereiste kan worden vrijgesteld. Eiseres is het niet eens met deze afwijzing en heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank heeft de afwijzing beoordeeld en komt tot de conclusie dat deze in stand kan blijven. De rechtbank oordeelt dat het mvv-vereiste niet in strijd is met het Turks associatierecht en dat de minister eiseres in de bezwaarprocedure niet had hoeven horen. De rechtbank legt uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit heeft voor de eiseres.

In het procesverloop heeft de minister de aanvraag van eiseres op 19 september 2024 afgewezen. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 19 december 2024, waarin de minister bij de afwijzing is gebleven. De rechtbank heeft partijen laten weten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting.

De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat het mvv-vereiste niet in strijd is met het Turks associatierecht. Eiseres heeft aangevoerd dat de invoering van het mvv-vereiste geen wettelijke basis heeft en dat er geen dwingende reden van algemeen belang is. De rechtbank heeft deze argumenten verworpen en geconcludeerd dat de minister terecht heeft afgezien van het horen van eiseres in de bezwaarprocedure. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning in stand blijft en de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.2449

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. H. Koç),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige. De minister heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet in het bezit is van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en zij niet van dat vereiste kan worden vrijgesteld. Eiseres is het daar niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de aanvraag in stand kan blijven, omdat het mvv-vereiste niet in strijd is met het Turks associatierecht en de minister eiseres in de bezwaarprocedure niet had moeten horen. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop van deze zaak. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf overweging 3. Daarbij gaat de rechtbank in op de vraag of het mvv-vereiste in strijd is met het Turks associatierecht en of de minister eiseres in de bezwaarprocedure had moeten horen. Aan het einde van de uitspraak staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. De minister heeft de aanvraag van eiseres met het besluit van 19 september 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 19 december 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het mvv-vereiste in strijd met het Turks associatierecht?
3. Eiseres voert in de kern aan dat het mvv-vereiste in strijd is met het Turks associatierecht. Zij wijst er allereerst op dat de invoering van het mvv-vereiste geen wettelijke basis heeft. [2] Verder stelt eiseres dat niet is voldaan aan de Unierechtelijke voorwaarden dat voor invoering van het mvv-vereiste een dwingende reden van algemeen belang bestaat, [3] en dat de invoering van het mvv-vereiste niet geschikt, noodzakelijk en evenredig is. Tot slot stelt eiseres dat de invoering van het mvv-vereiste in strijd is met het discriminatieverbod, omdat een ongerechtvaardigd onderscheid wordt gemaakt op basis van nationaliteit of ras. [4]
3.1.
Dit betoog slaagt niet. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 1 november 2024 en 9 april 2025 geoordeeld dat het mvv-vereiste niet in strijd is met het Turks associatierecht. Daarbij is de rechtbank ingegaan op de vraag of de invoering van het mvv-vereiste een wettelijke basis heeft, of sprake is van een dwingende reden van algemeen belang en of de invoering van het mvv-vereiste geschikt, noodzakelijk en evenredig is. Ook heeft de rechtbank geoordeeld dat de invoering van het mvv-vereiste niet in strijd is met het discriminatieverbod. [5] In wat eiseres heeft aangevoerd en in het feit dat andere zittingsplaatsen van deze rechtbank hierover anders hebben geoordeeld, ziet de rechtbank geen reden voor een ander oordeel.
Had de minister eiseres in de bezwaarprocedure moeten horen?
4. Eiseres betoogt verder dat de minister haar in de bezwaarprocedure had moeten horen. Gelet op wat in de bezwaarprocedure is aangevoerd over het mvv-vereiste, kon op voorhand niet worden gezegd dat er redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk was dat het bezwaar niet kon leiden tot een ander besluit. Het valt niet uit te sluiten dat eiseres tijdens een hoorzitting nieuwe gezichtspunten naar voren had kunnen brengen die tot een gegrond bezwaar zouden kunnen hebben geleid. Daar komt nog bij dat de minister slechts met een standaardmotivering heeft uitgelegd waarom hij van het horen heeft afgezien, zodat hij het niet-horen ook onvoldoende heeft gemotiveerd.
4.1.
Dit betoog slaagt niet. De minister moet de indiener van een bezwaarschrift horen, tenzij het bezwaar kennelijk ongegrond is. [6] Dat is het geval als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat wat in bezwaar is aangevoerd niet kan leiden tot een ander besluit. [7] Hoewel eiseres in haar bezwaarschrift heeft verzocht om een hoorzitting, heeft zij in bezwaar en beroep niet geconcretiseerd waarover zij gehoord had willen worden. Bovendien heeft eiseres in haar bezwaarschrift uitsluitend bezwaargronden van juridische aard aangevoerd over de verenigbaarheid van het mvv-vereiste met het Turks associatierecht, terwijl de rechtbank daar op het moment van het bestreden besluit – gelet op wat onder 3.1 is overwogen – al een oordeel over had gegeven. De minister heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat hij van het horen in bezwaar mocht afzien. De enkele omstandigheid dat de minister dat slechts met een standaardmotivering heeft uitgelegd, doet daar niet aan af, omdat er geen verplichting voor de minister bestaat om dit meer uitgebreid te motiveren.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en de afwijzing van haar aanvraag om een verblijfsvergunning in stand blijft. De minister hoeft de proceskosten van eiseres niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse-Pot, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Eiseres wijst op Rb. Den Haag (zp ’s-Hertogenbosch) 3 juni 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:12223.
3.Eiseres wijst op Rb. Den Haag (zp Amsterdam) 3 juli 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:10363.
4.Eiseres wijst op Rb. Den Haag (zp Utrecht) 15 juli 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:13381.
5.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 9 april 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:5861; Rb. Den Haag (zp Arnhem) 1 november 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:18071.
6.Dat volgt uit de artikelen 7:2 en 7:3, aanhef en onder b, van de Awb.
7.Zie bijvoorbeeld ABRvS 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918, r.o. 4.