ECLI:NL:RBDHA:2025:11075
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen met het argument dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser, die stelt de Gambiaanse nationaliteit te hebben, betwist deze beslissing en voert aan dat Nederland het asielverzoek moet behandelen omdat hij in Spanje geen goede opvang heeft gekregen.
De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Spanje zich niet aan zijn verplichtingen houdt, en bevestigt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. Dit beginsel houdt in dat lidstaten van de EU hun verdragsverplichtingen tegenover asielzoekers zullen nakomen. Eiser heeft zijn stelling dat hij in Spanje niet goed behandeld zal worden niet onderbouwd, en de rechtbank concludeert dat de Spaanse autoriteiten met het claimakkoord hebben gegarandeerd dat zijn asielverzoek in behandeling zal worden genomen.
De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.