In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eisers tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor het aanleggen van drie padelbanen met vier verlichtingsmasten. De vergunning werd verleend door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op 4 mei 2023. Eisers betogen dat de omgevingsvergunning niet had mogen worden verleend, omdat de natuurvergunning niet gelijktijdig was aangevraagd, wat in strijd is met de aanhaakplicht volgens artikel 2.2aa van het Besluit omgevingsrecht (Bor). De rechtbank heeft het beroep op 18 april 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van de eisers, het college en de vergunninghouder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet in overeenstemming is met de wet, omdat de natuurvergunning niet was aangevraagd op het moment van de beslissing over de omgevingsvergunning. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat er inmiddels een toereikende aanvraag voor de natuurvergunning is ingediend. De rechtbank bepaalt dat het college het griffierecht aan eisers moet vergoeden en veroordeelt het college in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 1.814,-. De uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, en is openbaar uitgesproken op 30 mei 2025.