ECLI:NL:RBDHA:2025:11343
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring van een vreemdeling en de voortvarendheid van de minister van Asiel en Migratie
Op 27 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiser, die in beroep ging tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 5 juni 2025 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat de minister onvoldoende voortvarend handelde aan zijn uitzetting en dat er geen zicht op uitzetting was. De rechtbank behandelde het beroep op 24 juni 2025, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en de minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank concludeerde dat de minister voldoende voortvarend werkte aan de uitzetting van eiser en dat er geen gebrek aan zicht op uitzetting was. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde, omdat er geen bewijs was dat de minister niet voortvarend handelde. De rechtbank wees het beroep ongegrond en het verzoek om schadevergoeding af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter G.J.H. Boerhof en bekendgemaakt op 27 juni 2025.