ECLI:NL:RBDHA:2024:3923

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
NL24.9252
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in het bestuursrecht

Op 30 november 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook om schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft het beroep op 15 maart 2024 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

De rechtbank heeft eerder de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring getoetst en vastgesteld dat deze tot het sluiten van het vorige onderzoek op 29 december 2023 rechtmatig was. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser, die van Malinese nationaliteit is. Eiser heeft geweigerd om mee te werken aan presentaties bij de autoriteiten van Gambia en Sierra Leone, wat zijn situatie bemoeilijkt. De rechtbank concludeert dat er zicht op uitzetting naar beide landen is, en dat eiser zijn medewerking aan de uitzetting niet verleent.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.9252

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van gestelde Malinese nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. A.J. Rossingh).

Procesverloop

De staatssecretaris heeft op 30 november 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep, gelijktijdig met de kennisgeving voortduring bewaring met zaaknummer NL24.10520, op 15 maart 2024 op zitting behandeld. Eiser en de gemachtigde van eiser zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 5 januari 2024 (in de zaak NL23.39273) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 29 december 2023.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
Standpunten eiser
3. Eiser stelt dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is. Hiertoe voert eiser aan dat zicht op uitzetting op korte termijn ontbreekt nu de presentaties in persoon bij de Malinese autoriteiten niet hebben geleid tot afgifte van een laissez-passer (lp). Eiser stelt voorts dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser nu de enige activiteit aan de kant van de staatssecretaris bestaat uit het versturen van regelmatige rappels op de lp-aanvragen. Eiser voert hiertoe aan dat er geen activiteiten op individueel niveau bij de autoriteiten zijn geweest en dat de lp-aanvraag bij de Gambiaanse autoriteiten tegen beter weten in is ingediend.
3.1.
Eiser stelt dat hij in het verleden altijd heeft meegewerkt aan de presentaties in persoon bij zowel de Malinese als de Gambiaanse autoriteiten en dat die tot op heden nog niet tot nationaliteitsbevestigingen of afgifte van een lp hebben geleid. Eiser voert aan dat voortduring van de bewaring punitief is, dat het als straf heeft te gelden voor het feit dat hij zonder verblijfstitel in Nederland aanwezig is.
Oordeel rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting werkt. Uit de voortgangsrapportage en het verhandelde ter zitting blijkt dat er drie lopende lp-trajecten zijn, en dat per lp-traject drie tot vier keer is gerappelleerd sinds sluiting van het vorige onderzoek. De rechtbank overweegt voorts dat de staatssecretaris ook presentaties bij de autoriteiten van Gambia en Sierra Leone heeft gepland voor eiser. Tevens blijkt uit de voortgangsrapportage dat er geen vertrekgesprekken met eiser zijn gevoerd, nu hij niet met DT&V in gesprek wenst te gaan. Eiser heeft daarnaast de meest recente presentaties in persoon geweigerd bij de autoriteiten van Gambia en Sierra Leone. Deze weigering komt voor rekening en risico van eiser. De rechtbank volgt de gemachtigde van eiser niet in het standpunt dat er geen actie op individueel niveau is ondernomen door de staatssecretaris, nu er meerdere presentaties gepland staan of hebben gestaan bij zowel de Gambiaanse als de Sierra Leoonse autoriteiten.
4.1.
De rechtbank ziet verder geen aanleiding voor het oordeel dat zicht op uitzetting binnen redelijke termijn naar Gambia ontbreekt. Hiertoe overweegt de rechtbank dat, gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 augustus 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3003), in algemene zin zicht op uitzetting naar Gambia niet ontbreekt. Niet is gebleken dat de Gambiaanse autoriteiten geen lp’s verstrekken en ook niet dat zij op andere wijze geen medewerking verlenen aan gedwongen terugkeer. De rechtbank ziet geen aanleiding om hier in het geval van eiser anders over te oordelen.
4.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Sierra Leone ontbreekt. De rechtbank overweegt dat uit de voortgangsrapportage blijkt dat de staatssecretaris op 23 november 2023 een aanvraag voor een lp naar de Sierra Leoonse autoriteiten heeft verzonden. De staatssecretaris heeft daarna maandelijks gerappelleerd bij de Sierra Leoonse autoriteiten, met als laatste keer 5 maart 2024. De lp aanvraag loopt nog steeds. Dat de Sierra Leoonse autoriteiten de lp nog niet daadwerkelijk hebben verstrekt is onvoldoende voor de conclusie het zicht op uitzetting in het individuele geval van eiser ontbreekt. Niet is gebleken dat de Sierra Leoonse autoriteiten te kennen hebben gegeven dat voor eiser geen lp zal worden afgegeven.
4.3.
Op eiser rust bovendien de rechtsplicht Nederland te verlaten. Deze plicht brengt onder meer met zich mee dat eiser actieve en volledige medewerking aan zijn uitzetting dient te verlenen, zoals volgt uit de Afdelingsuitspraken van 13 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:85) en van 2 augustus 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2210). De rechtbank constateert dat eiser die medewerking niet verleent. Nu de Gambiaanse en Sierra Leoonse autoriteiten voldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van de voor uitzetting benodigde documenten, is er geen grond voor het oordeel dat zij, indien eiser zijn medewerking verleent, geen lp op zijn naam willen verstrekken.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.