ECLI:NL:RBDHA:2025:11616

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
23/4753
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor warmwateropslagtank en warmtekrachtkoppeling; beoordeling strijd met goede ruimtelijke ordening en relativiteitsvereiste

Deze uitspraak betreft een omgevingsvergunning voor de oprichting van een warmwateropslagtank en een warmtekrachtkoppeling (wkk-installatie) op een perceel in de gemeente Westland, ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf. Eisers, bewoners van een nabijgelegen woning, zijn het niet eens met de verlening van deze vergunning en hebben beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 1 juli 2025 geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders de vergunning terecht heeft verleend. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eisers beoordeeld, waaronder geluidsoverlast en strijd met de goede ruimtelijke ordening. De rechtbank concludeert dat eisers niet kunnen worden gehoord op basis van het relativiteitsvereiste, omdat zij op meer dan 65 meter afstand van de wkk-installatie wonen, en dus niet onder de bescherming van de relevante planregels vallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunning niet leidt tot een toename van verkeersbewegingen en dat de noodzaak van de wkk-installatie niet verder hoeft te worden beoordeeld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4753

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Zwinkels),
en

het college van burgemeester en wethouders van Westland,

(gemachtigde: S. van Reenen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Horti Real Estate B.V., gevestigd te Heinenoord, vergunninghouder
(gemachtigde: mr. J. Geelhoed).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over een omgevingsvergunning voor de oprichting van een warmwateropslagtank en een warmtekrachtkoppeling (wkk-installatie) op het perceel [adres 1] in [plaats] , ten behoeve van het daar aanwezige glastuinbouwbedrijf. Eisers zijn de bewoners van de woning op het perceel [adres 2] en zijn het niet eens met verlening van de omgevingsvergunning. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de rechtmatigheid van de verleende vergunning.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de omgevingsvergunning mocht verlenen
.Eisers krijgen dus geen gelijk en het beroep is daarom ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 11 juli 2022 heeft het college een omgevingsvergunning voor de oprichting van de warmwateropslagtank en wkk-installatie verleend aan vergunninghouder. Met het bestreden besluit van 1 juni 2023 op het bezwaar van eisers heeft het college de omgevingsvergunning in stand gelaten met een aanvulling van de motivering.
2.1.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van het college,
[naam 1] en [naam 2] aan de zijde van vergunninghouder en de gemachtigde van vergunninghouder.

Beoordeling door de rechtbank

Overgangsrecht Omgevingswet
3. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
3.1.
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 14 februari 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo van toepassing blijft.
Bestreden besluit
4. De omgevingsvergunning voor de warmwateropslagtank en wkk-installatie is verleend voor de activiteiten ‘bouwen’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, en voor ‘het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend met toepassing van een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid, als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1o, van de Wabo. Na heroverweging in bezwaar heeft het college de omgevingsvergunning in stand gelaten onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie. Daarmee is in het bestreden besluit een aanvullende motivering gegeven over de beoogde locatie en de noodzaak van de warmwateropslagtank en wkk-installatie voor het glastuinbouwbedrijf.
Bestemmingsplan
5. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “ [bestemmingsplan] ” (bestemmingsplan). De warmwateropslagtank en wkk-installatie zijn, voor zover hier van belang, voorzien op gronden met de bestemming “Agrarisch-Glastuinbouw”.
5.1.
Het bouwplan past binnen die bestemming zoals omschreven in artikel 3.1 van de regels van het bestemmingsplan (planregels). Het bouwplan is in strijd met artikel 3.2.1, aanhef en sub i, van de planregels, voor wat betreft de voorziene locatie van de wkk-installatie.
5.2.
In artikel 3.2.1, aanhef en sub i, van de planregels is bepaald dat de afstand van een wkk-installatie en een (natte) koeltoren tot het hoofdgebouw plus aan- en uitbouw van een woning, niet zijnde de bedrijfswoning van het glastuinbouwbedrijf, minimaal 65 meter bedraagt. De onderhavige wkk-installatie is voorzien op een afstand van 30 meter tot de naastgelegen woning op de [adres 3] .
5.3.
Om de omgevingsvergunning ondanks deze strijdigheid met het bestemmingsplan te kunnen verlenen, heeft het college toepassing gegeven aan de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid van artikel 3.3.1, aanhef en sub m, van de planregels. Artikel 3.3.1, aanhef en sub m, van de planregels luidt als volgt: “Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor de afstand van een wkk-installatie of (natte) koeltoren dichterbij het hoofdgebouw plus aan- en uitbouw van een woning, mits:
  • uit onderzoek gebleken is dat door te nemen maatregelen de beoogde afstand tot aan het hoofdgebouw plus aan- en uitbouw van woning niet tot milieu hygiënische bezwaren leidt;
  • de wkk-installatie of (natte) koeltoren niet dichterbij wordt gebouwd dan 12,50 meter.”
Toepassing van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid en gestelde strijd met een goede ruimtelijke ordening
6. Eisers hebben aangevoerd dat ten aanzien van de wkk-installatie niet aan de voorwaarden voor de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid uit artikel 3.3.1, aanhef en
sub m, van de planregels is voldaan. Het college had de wkk-installatie niet mogen vergunnen omdat er milieu hygiënische bezwaren zijn, namelijk geluidsoverlast. Daarnaast betogen zij dat in het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd dat afwijking van het bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening omdat de omgevingsvergunning onaanvaardbare negatieve gevolgen heeft op hun woon- en leefklimaat, de verkeersveiligheid en de omgevingskwaliteit. Zij ervaren ernstige geluidsoverlast door de wkk-installatie en door de toename van verkeersbewegingen van de vrachtauto’s die bij de wkk-installatie komen laden en lossen. Eisers voeren aan dat het geluidsonderzoek van Ardea dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt niet representatief is voor hoe het in de praktijk gaat. Met name het stationair laten draaien van de motoren (waarvan eisers veel overlast ervaren) is niet meegenomen. Hierdoor is niet aangetoond dat aan de geluidsnormen wordt voldaan. Ook komt er in de avond en in de nacht meer dan één keer een vrachtauto laden en lossen. Die extra laad- en losactiviteiten leiden tot een overschrijding van de norm voor piekgeluiden in de avond en nacht. Eisers hebben bijgehouden hoeveel vrachtautobewegingen er dagelijks zijn. Daarvan hebben zij een lijst bij het beroepschrift gevoegd. Ter onderbouwing van hun betoog hebben eisers een geluidsrapport ingediend van 25 maart 2025 van geluidspecialist M. Jansen.
6.1.
Bij de beoordeling van deze beroepsgronden ziet de rechtbank zich ambtshalve voor de vraag gesteld of het relativiteitsvereiste uit artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de weg staat aan een inhoudelijke beoordeling van hetgeen eisers hebben aangevoerd over geluidsoverlast en over de norm van een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank is van oordeel dat het relativiteitsvereiste aan een inhoudelijke beoordeling van deze beroepsgronden in de weg staat en overweegt daartoe als volgt.
6.2.
Op grond van het relativiteitsvereiste in artikel 8:69a van de Awb vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
6.3.
Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) blijkt dat de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis heeft willen stellen dat er een verband is tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van degene die in (hoger) beroep komt.
6.4.
De rechtbank stelt vast dat artikel 3.2.1, aanhef en onder i, van de regels van het bestemmingsplan strekt tot bescherming van de belangen, waaronder bescherming tegen onaanvaardbare geluidshinder, van omwonenden die op een afstand van minder dan
65 meter van een te bouwen wkk-installatie wonen. Niet is bestreden dat eisers op meer dan 65 meter afstand wonen van de wkk-installatie. Volgens het door eisers overgelegde geluidsonderzoek van geluidspecialist Jansen bedraagt de afstand tussen de woning van eisers en de wkk-installatie 85 meter. Eisers wonen dus ruimschoots buiten de afstand van 65 meter, waarbinnen het bestemmingsplan een wkk-installatie niet rechtstreeks toestaat. Eisers kunnen zich naar het oordeel van de rechtbank daarom niet beroepen op de bescherming van deze planregel, omdat zij buiten het beschermingsbereik daarvan vallen. Deze beroepsgrond kan niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden. De rechtbank laat dit betoog daarom buiten beschouwing.
7. Het relativiteitsvereiste staat ook in de weg aan een geslaagd beroep van eisers op de norm van een goede ruimtelijke ordening. Daarvoor is het volgende van belang.
7.1.
Eisers kunnen zich in rechte op de norm van een goede ruimtelijke ordening beroepen voor zover die norm betrekking of mede betrekking heeft op hun eigen belangen. In artikel 8:69a van de Awb ligt besloten dat degene die vernietiging van een besluit beoogt, zich in beginsel niet met succes kan beroepen op belangen van anderen. Dit volgt uit de overzichtsuitspraak [1] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 11 november 2020.
7.2.
Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat bij de verlening van de omgevingsvergunning ten aanzien van eisers geen afwijking van het bestemmingsplan noodzakelijk was, omdat zij op meer dan 65 meter afstand van de wkk-installatie wonen. Derhalve bestond voor het college ook geen aanleiding om te beoordelen of bij de afwijking van het bestemmingsplan sprake is van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de gevolgen voor de leefomgeving van eisers. De afweging of sprake is van goede ruimtelijke ordening bij het toestaan van een wkk-installatie op een afstand van meer dan 65 meter van een woning, is al gemaakt bij de vaststelling van het bestemmingsplan. Die afweging kan via deze procedure niet opnieuw plaatsvinden.
7.3.
De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat het belang waar eisers zich op beroepen, het belang is van een ander, namelijk het belang van degenen die binnen een afstand van 65 meter van de wkk-installatie wonen. Er is dus geen sprake van een eigen belang waar eisers een beroep op doen. Dit betekent dat de norm van een goede ruimtelijke ordening als genoemd in artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo, gelet op het relativiteitsvereiste, kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van eisers.
7.4.
Op zitting is duidelijk geworden dat de verleende omgevingsvergunning voor de warmwateropslagtank en de wkk-installatie niet voorziet in een uitbereiding van de productiecapaciteit van het glastuinbouwbedrijf. De omgevingsvergunning leidt dus niet tot een toename van verkeersbewegingen. De rechtbank komt daarom niet toe aan het betoog van eisers dat vanwege een toename van vrachtverkeer niet wordt voldaan aan geluidsnormen en dat dit tot onaanvaardbare geluidshinder leidt. Dat geldt ook voor het betoog van eisers dat ernstig moet worden betwijfeld of de vergunninghouder aan uit het
Activiteitenbesluit volgende geluidsnormen kan voldoen.
8. Het betoog van eisers dat de noodzaak van de wkk-installatie niet is aangetoond, treft evenmin doel. Het bestemmingsplan maakt de plaatsing van een wkk-installatie op gronden met de bestemming “Agrarisch-Glastuinbouw” rechtstreeks mogelijk. De rechtbank komt daarom niet toe aan een beoordeling van de noodzaak van de vergunde wkk-installatie.
Is een natuurvergunning vereist?
9. Tot slot betogen eisers dat vanwege het nabijgelegen Natura 2000-gebied in
’s-Gravenzande (“Solleveld en Kapittelduinen”) een natuurvergunning is vereist en dat de onderhavige omgevingsvergunning geen stand kan houden vanwege de in de Wabo opgenomen aanhaakplicht. Eisers wijzen op de uitspraak [2] van de Afdeling van
18 december 2024, die voorziet in wijziging van de rechtspraak over intern salderen.
9.1.
Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat geen natuurvergunning is vereist en dat eisers zich niet kunnen beroepen op het ontbreken van een natuurvergunning, voor zover dat al nodig zou zijn.
9.2.
Uit de eerder aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 11 november 2020 volgt dat een natuurlijke persoon in rechte niet kan opkomen voor een algemeen belang. Indien een natuurlijke persoon zich beroept op de bepalingen van de Wet natuurbescherming (Wnb) die strekken tot de bescherming van de natuurwaarden van een Natura 2000-gebied, beroept hij zich op een algemeen belang waarvoor hij niet in rechte kan opkomen. De individuele belangen van een natuurlijke persoon bij het behoud van een goede kwaliteit van zijn woon- en leefomgeving, waarvan een Natura 2000-gebied deel uitmaakt, kunnen echter zo verweven zijn met de algemene belangen die de Wnb beoogt te beschermen, dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen in de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van zijn belangen
.Deze situatie doet zich concreet voor ingeval het betreffende gebied deel uitmaakt van leefomgeving van betrokkene. In dat geval raakt de aantasting van het gebied immers ook zijn belang bij het behoud van een goede kwaliteit van zijn woon- en leefomgeving. Bij het ontbreken van duidelijke verwevenheid kan worden aangenomen dat de betrokken normen van de Wnb in zoverre kennelijk niet strekken tot bescherming van de belangen van betrokkene. Bij de beantwoording van de vraag of verwevenheid als hiervoor bedoeld kan worden aangenomen, wordt onder meer rekening gehouden met de situering van de woning van de betrokkene, al dan niet tussen overige bebouwing, met de afstand tussen de woning van betrokkene en het natuurgebied, met hetgeen aanwezig is in het gebied tussen de woning en het Natura 2000-gebied en met het al dan niet bestaande, gehele of gedeeltelijke directe zicht vanuit de woning op het gebied. [3]
9.3.
De rechtbank stelt vast dat het perceel van eisers op een afstand van circa 500 meter (hemelsbreed) van het nabijgelegen Natura 2000-gebied ligt. Eisers hebben deze afstand, die is vastgesteld bij de beoordeling van de aanvraag om de omgevingsvergunning, niet betwist. Verder is niet betwist dat in het gebied tussen het perceel van eisers en het Natura 2000-gebied veel tuinbouw plaatsvindt in grote kassen. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een duidelijke verwevenheid tussen het belang van eisers bij het behoud van een goede kwaliteit van hun directe leefomgeving en het algemeen belang dat de Wnb beoogt te beschermen. Dit betekent dat het relativiteitsvereiste in dit geval in de weg staat aan een geslaagd beroep door eisers op de normen uit de Wnb die strekken tot bescherming van het Natura 2000-gebied. De rechtbank volgt eisers daarmee niet in hun betoog dat de door hen genoemde uitspraak van de Afdeling van 18 december 2024 meebrengt dat het relativiteitsvereiste niet of minder snel zou moeten worden tegengeworpen in situaties waarin een natuurvergunning is vereist. Die uitspraak geeft daarvoor geen aanknopingspunt.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.H. van den Ende, rechter, in aanwezigheid van
mr.Y. Al-Qaq, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, overweging 10.10 e.v.
3.ECLI:NL:RVS:2020:2706, onder 10.51.