ECLI:NL:RBDHA:2025:11636

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
2 juli 2025
Zaaknummer
NL25.11318
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vaststelling van de leeftijd van een asielzoeker in het kader van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2025, wordt het beroep van eiser tegen de vaststelling van zijn leeftijd door de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eiser had op 23 oktober 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister op 11 februari 2025 was ingewilligd. Echter, het beroep richtte zich specifiek tegen de vaststelling van zijn leeftijd, waarbij de rechtbank oordeelt dat de minister niet mocht afgaan op de conclusies van de leeftijdsschouwen. Deze conclusies waren niet inzichtelijk en concludent, en de minister had onvoldoende gemotiveerd waarom hij de leeftijdsregistratie van de Italiaanse autoriteiten als uitgangspunt nam. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven en vernietigt dit voor zover het de vaststelling van de leeftijd betreft. De rechtbank oordeelt dat eiser procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep, omdat de vaststelling van zijn leeftijd invloed heeft op zijn verblijfsstatus en mogelijke nareis van familieleden. De rechtbank draagt de minister op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak, en kent eiser een proceskostenvergoeding toe van € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.11318

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. O. Sari).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van 11 februari 2025. In dit besluit heeft de minister eisers asielaanvraag ingewilligd. Het beroep richt zich tegen de vaststelling van de leeftijd van eiser. De rechtbank beoordeelt het beroep.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het besluit van de minister niet in stand kan blijven voor zover het besluit ziet op de vaststelling van eisers leeftijd. De minister mocht niet afgaan op de conclusies van de leeftijdsschouwen, omdat de conclusies niet inzichtelijk zijn. De minister heeft verder niet voldoende gemotiveerd waarom zij is uitgegaan van de leeftijdsregistratie van de Italiaanse autoriteiten. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 23 oktober 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister deze aanvraag heeft met het bestreden besluit van 11 februari 2025 ingewilligd.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, voor zover het besluit ziet op de vaststelling van eisers leeftijd.
2.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Voorgeschiedenis

3. Eiser heeft bij zijn asielaanvraag verklaard dat hij is geboren op [datum 1].
Medewerkers van de Avim hebben eiser geschouwd en geconcludeerd dat twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd.
4. De minister heeft op 4 december 2023 de Italiaanse autoriteiten om informatie verzocht, omdat uit Eurodac is gebleken dat eiser op 12 augustus 2023 via Italië het Dublingebied is ingereisd.
5. De Italiaanse autoriteiten hebben op 12 januari 2024 laten weten dat eiser in Italië is geregistreerd met de naam [naam] en met de geboortedatum [datum 2]. Verder blijkt uit de informatie van de Italiaanse autoriteiten dat eiser geen documenten heeft overgelegd en dat geen leeftijdsonderzoek heeft plaatsgevonden.
6. Tijdens het aanmeldgehoor van 18 juli 2024 heeft de hoormedewerker eiser geschouwd en geconcludeerd dat twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd.

Het bestreden besluit

7. Met het bestreden besluit heeft de minister de asielaanvraag van eiser ingewilligd. De minister houdt als geboortedatum [datum 2] aan. Eiser heeft geen originele identificerende documenten overgelegd. De medewerkers van de Avim en de hoormedewerker hebben geconcludeerd dat er twijfel is over de opgegeven leeftijd. Uit het onderzoek naar de registratie in Italië is gebleken dat eiser daar als meerderjarige geregistreerd is. Eiser heeft verklaard dat anderen eisers geboortedatum hebben doorgegeven aan de Italiaanse autoriteiten, omdat hij duizelig was na de reis. De minister volgt deze verklaring niet, omdat duizeligheid geen reden is om niet zelf correcte persoonsgegevens te verstrekken.

Beoordeling door de rechtbank

Procesbelang
8. De rechtbank beoordeelt eerst (ambtshalve) of eiser procesbelang heeft bij het beroep, omdat zijn asielaanvraag is ingewilligd. Er bestaat procesbelang bij betwisting van persoonsgegevens en daarmee ook bij betwisting van de geboortedatum. Uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 17 september 2003 [1] volgt namelijk dat een vreemdeling alleen daadwerkelijk over een verblijfsvergunning beschikt, als deze is verleend op basis van de juiste persoonsgegevens. Eisers leeftijd kan daarnaast van belang zijn bij een eventueel verzoek om nareis van familieleden. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Het beroep is daarom ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt het beroep inhoudelijk.
De vaststelling van eisers leeftijd
9. Eiser voert aan dat de minister in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd waarom wordt uitgegaan van de leeftijdsregistratie in Italië. Allereerst is het leeftijdsonderzoek dat de minister op grond van Werkinstructie 2023/6 verricht volgens eiser geen wetenschappelijk onderbouwde methode. Eiser verwijst naar uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond. [2] Bovendien is volgens eiser niet inzichtelijk op basis waarvan tijdens de leeftijdsschouwen tot de conclusie is gekomen dat er twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd van eiser. Verder vindt eiser dat de minister onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de wijze waarop eisers geboortedatum is vastgesteld in Italië. Eiser heeft verklaard dat hij niet zelf zijn gegevens bij de Italiaanse autoriteiten heeft opgegeven. De minister mag de Italiaanse registratie niet zomaar overnemen als geen duidelijkheid bestaat over de manier waarop de leeftijdsvaststelling in Italië heeft plaatsgevonden. Tot slot heeft eiser op de zitting naar voren gebracht dat de minister in het verweerschrift meerdere pagina’s heeft gewijd aan de motivering waarom van de Italiaanse leeftijdsregistratie wordt uitgegaan, terwijl de minister daar in het bestreden besluit slechts een alinea aan heeft besteed. De minister werpt daarbij ook tegenstrijdigheden tegen waarmee eiser niet eerder is geconfronteerd en waarop eiser niet heeft kunnen reageren.
10. De rechtbank is van oordeel dat de resultaten van de leeftijdsschouwen onvoldoende inzichtelijk en concludent zijn. De medewerkers van de Avim hebben op basis van lichamelijke kenmerken, gedragingen en/of verklaringen van eiser geconcludeerd dat twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd. Uit de conclusie blijkt echter niet welke specifieke gedragingen en verklaringen tot die conclusie hebben geleid. Dit klemt temeer, nu de medewerkers over het gedrag van eiser hebben genoteerd dat hij zeer jong en onervaren overkwam, terwijl onduidelijk is gebleven welke gedragingen aan deze bevinding ten grondslag liggen. Deze opmerking over het gedrag van eiser lijkt bovendien niet te stroken met de conclusie dat twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd. Uit het verslag van het aanmeldgehoor blijkt dat er bij de hoormedewerker ook twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd. Over de gedragingen van eiser is opgemerkt dat hij rustig en meewerkend is, dat hij een actieve houding heeft, dat hij oogcontact zoekt en dat hij oplettend is. Onduidelijk is gebleven waarom deze specifieke gedragingen tot de conclusie leiden dat er twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd.
10.1.
De rechtbank is verder van oordeel dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom van de leeftijdsregistratie in Italië kan worden uitgegaan. Volgens rechtspraak van de Afdeling [3] kan de minister zich niet beroepen op het interstatelijk vertrouwensbeginsel als hij bij de beoordeling van de leeftijd van een vreemdeling een leeftijdsregistratie in een andere EU-lidstaat betrekt. Als de minister een leeftijdsregistratie uit een andere lidstaat aantreft, waaruit volgt dat de vreemdeling meerderjarig is, dan mag hij die bij het beoordelen van de leeftijd van een vreemdeling betrekken en daaraan gewicht toekennen. Hij zal dan steeds zorgvuldig moeten onderzoeken en deugdelijk moeten motiveren welk gewicht hij aan een bepaalde registratie toekent en waarom. De minister mag aan de registratie in Italië gewicht toekennen, maar moet als de registratie alleen berust op een eigen verklaring van de vreemdeling onderzoeken wat de omstandigheden waren waaronder die verklaring is afgelegd. De vreemdeling moet een plausibele verklaring geven voor de afwijkende verklaring. De minister zal steeds alle feiten en omstandigheden moeten meewegen bij het beoordelen van de leeftijd van een vreemdeling die stelt minderjarig te zijn. [4]
10.2.
De rechtbank stelt vast dat de minister in het bestreden besluit heeft overwogen dat eiser geen originele, identificerende documenten heeft overgelegd en dat eiser geen plausibele verklaring heeft gegeven voor de afwijkende geboortedatum in Italië. In het verweerschrift heeft de minister uitgelegd waarom eisers verklaring dat hij duizelig was niet plausibel is. De minister heeft er verder in het verweerschrift op gewezen dat eiser tegenstrijdige verklaringen zou hebben afgelegd op verschillende onderdelen van zijn levensloop en dat eiser heeft nagelaten documenten, waaronder een UNHCR-pas, op te vragen. In eisers situatie is de minister volgens het verweerschrift pas bij twijfel en tegenstrijdige verklaringen en het ontbreken van een plausibele verklaring voor een andere leeftijdsregistratie in Italië overgegaan tot het overnemen van de in Italië geregistreerde leeftijd.
10.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister in het bestreden besluit onvoldoende kenbaar alle feiten en omstandigheden meegewogen bij het beoordelen van de leeftijd van eiser. Daarbij is allereerst van belang dat de conclusies van de leeftijdsschouwen onvoldoende inzichtelijk en concludent zijn, zoals overwogen onder 10. Verder blijkt uit het verweerschrift dat de minister bij de beoordeling van eisers leeftijd (ook) heeft meegewogen dat eiser tegenstrijdig zou hebben verklaard over zijn levensloop en het feit dat hij daarvoor geen plausibele verklaring heeft gegeven. De minister heeft eiser echter niet met deze tegenstrijdigheden geconfronteerd en hem niet in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister het bestreden besluit daardoor niet zorgvuldig voorbereid en is het besluit niet deugdelijk gemotiveerd. De rechtbank zal daarom het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de vaststelling van eisers leeftijd, vernietigen.
11. De rechtbank ziet in de verwijzing van de minister op de zitting naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, [5] geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Daarvoor is allereerst van belang dat de rechtbank in het onderhavige beroep, anders dan in de zaak die tot de genoemde uitspraak heeft geleid, tot het oordeel is gekomen dat de minister niet zonder meer kon afgaan op de conclusies van de leeftijdsschouwen. Bovendien heeft de minister in de aangehaalde zaak op verzoek van de rechtbank naar aanleiding van de Afdelingsuitspraak van 9 oktober 2024 een schriftelijke motivering gegeven waarom werd uitgegaan van de leeftijdsregistratie in de andere lidstaat.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en niet berust op een deugdelijke motivering. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit voor zover het besluit ziet op de vaststelling van eisers leeftijd. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit voor zover dat wordt vernietigd in stand te laten of om zelf een beslissing te nemen.
12.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de minister een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak.
12.2.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 11 februari 2025 voor zover dat ziet op de vaststelling van eisers leeftijd;
- draagt de minister op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.
Drenten - Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.zaaknummer 200304676/1.
2.Uitspraken van 21 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:1951 en 9 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:1473.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3992
5.Zie de uitspraak van 11 december 2024, ECLI:NL:RBSHA:2024:20943.