In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor Kefa Alkhider, Sham Alkhider en Ali Alkhider. De rechtbank had eerder, op 30 september 2024, het beroep van eiser gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen acht weken een besluit te nemen. Eiser heeft op 7 maart 2025 opnieuw beroep ingesteld omdat verweerder wederom niet tijdig een besluit heeft genomen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, volgens vaste jurisprudentie, een ingebrekestelling niet nodig is als er al een termijn is gesteld en deze niet is nageleefd. Eiser heeft recht op een beslissing, aangezien de aanvraag nog steeds niet is behandeld. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en heeft een dwangsom van € 200 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50 en moet het griffierecht van € 194 vergoeden. De uitspraak is gedaan op 2 juli 2025 en openbaar gemaakt.