ECLI:NL:RBDHA:2025:11836
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister geen verweerschrift heeft ingediend en heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eisers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat eisers tijdig beroep hebben ingesteld na een ingebrekestelling op 15 januari 2025. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister binnen een termijn van acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van verbeurde bestuurlijke dwangsommen van € 1.442 aan eisers en tot betaling van proceskosten van € 453,50. De uitspraak is gedaan op 1 juli 2025 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt.