ECLI:NL:RBDHA:2025:11868
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor meerdere personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 90 dagen heeft beslist, ondanks een verlenging van de beslistermijn met drie maanden. Eiser heeft de minister op 7 februari 2025 in gebreke gesteld, waarna het beroep op 13 maart 2025 is ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de minister in gebreke is gebleven.
De rechtbank legt de minister een termijn van acht weken op om een besluit te nemen, met de mogelijkheid van een langere termijn indien nader onderzoek nodig is. Tevens wordt een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank stelt vast dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt de minister tot betaling van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 453,50. Daarnaast moet de minister het door eiser betaalde griffierecht van € 194 vergoeden. De uitspraak is gedaan op 1 juli 2025 en openbaar gemaakt.