Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.Procesverloop
2.Overwegingen
a) een beslissing die inzake hun verzoek om internationale bescherming is gegeven, met inbegrip van een beslissing:
i) om een verzoek als ongegrond te beschouwen met betrekking tot de vluchtelingenstatus en/of de subsidiaire beschermingsstatus;
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- problemen met buurman en angst voor bloedwraak en uithuwelijking
- vrees voor uithuwelijking van dochters
- vrees voor besnijdenis van dochters
- de vereenzelviging van de dochters met de fundamentele waarde van gelijkheid tussen vrouwen en mannen.
zelfniet fundamenteel hoeft te zijn. Het begrip fundamenteel zoals dat door het HvJ wordt gebezigd ziet op het fundamentele karakter van het
grondrecht van gelijkheid, maar aldus niet op de vereenzelviging van de vreemdeling met die waarde. Voldoende is blijkens die overweging dat de vreemdeling aannemelijk maakt dat zij in het dagelijks leven het voordeel van die gelijkheid wil genieten en daarbij - kortgezegd - zelf de levenskeuzes die bepalend zijn voor haar identiteit kan maken (zoals vrije keuze ten aanzien van partner, woonsituatie en werk). Indien de vreemdeling dit aannemelijk heeft gemaakt, dan is er sprake van een daadwerkelijke vereenzelviging en dient dit te leiden tot het oordeel dat sprake is van een kenmerk of geloof dat voor de identiteit of de morele integriteit van de betrokkene dermate fundamenteel is dat van de betrokkene niet mag worden geëist dat zij dit opgeeft, zoals bedoeld in artikel 10, lid 1 sub d, eerste alinea, eerste streepje van richtlijn 2011/95/EU. Verder volgt uit overweging 45 van het arrest dat als die daadwerkelijke vereenzelviging zich in Nederland voordoet tijdens een levensfase waarin die vreemdeling zijn identiteit vormt, dit een gemeenschappelijke achtergrond die niet gewijzigd kan worden oplevert, als bedoeld in artikel 10, lid 1, onder d, eerste alinea, eerste streepje, van richtlijn 2011/95/EU. Het is de minister niet toegestaan aanvullende eisen te stellen, die verder gaan dan deze voorwaarden uit het arrest.
nietom goedkeuring te vragen.
willenzich namelijk (kennelijk) niet eens kunnen voorstellen wat een terugkeer naar Irak voor hen betekent. Daaruit kan een wezenlijke angst voor het verlies van hun in Nederland verworven vrijheden worden afgeleid. Dit onderstreept de waarde die dochters aan deze vrijheden hechten en is daarmee aldus eerder indicatief voor de vereenzelviging met de fundamentele waarde van gelijkheid tussen vrouwen en mannen.
die verdragsvluchteling is;
3.Prejudiciële vragen
ookeen oordeel zou moeten kunnen geven over de geloofwaardigheid van een asielrelaas. Het asielrelaas is immers een feitelijk element, [50] zodat de rechtbank daarnaar een uitputtend onderzoek moet kunnen verrichten. [51]
jus cogenskan worden gekwalificeerd. [64] Aldus is voor de uitleg van het begrip “gegronde vrees voor vervolging” ook de
opinio jurisen statenpraktijk van de internationale gemeenschap van belang, alsmede de opinie van de UNHCR. In dat verband is van belang dat binnen de internationale gemeenschap ook brede steun is te vinden voor de Duitse benadering.
gegrondevrees zou worden ingevuld met een mathematische kansberekening, zeker wanneer daarvoor een hoog percentage (zoals een kans van meer dan 50%) zou worden gehanteerd, dan zou dat kunnen leiden tot een groot aantal uitzettingen waarvan vervolgens alsnog een groot aantal wordt vervolgd. Immers, een kans die lager ligt dan 50% sluit niet uit dat vervolging plaatsvindt. Sterker nog, ook bij een kans van minder dan 50% kan sprake zijn van significante aantallen van vervolgingen ten aanzien van de vreemdelingen die onder een dergelijk criterium worden teruggestuurd. Een dergelijke benadering zou naar de rechtbank meent onaanvaardbaar zijn. In de woorden van Lord Diplock:
juridische gronden. Aangezien naar verwachting de doorlooptijd van de prejudiciële procedure anderhalf jaar of langer in beslag zal kunnen nemen indien het verzoek voor een spoed- of versnelde behandeling wordt afgewezen, zal de rechtbank, wanneer het HvJ de vragen heeft beantwoord, de zaak waarschijnlijk onder het nieuwe asielstelsel moeten afdoen.
4.Slotopmerking
5.Beslissing
M.J. Kambeel, griffier.