ECLI:NL:RBDHA:2025:12019

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
NL25.23251
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 8 juli 2025, wordt de asielaanvraag van eiser behandeld. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, heeft op 26 april 2025 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aangevraagd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 16 mei 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is op 5 juni 2025 met onbekende bestemming vertrokken en heeft sindsdien geen contact meer onderhouden met zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelt dat eiser geen procesbelang heeft bij het beroep, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij nog prijs stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.23251

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

geboren op [datum]
van Marokkaanse nationaliteit
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M. Pater),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. B.H. Wezeman).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag [1] van eiser. Eiser is het hier niet mee eens. Hij heeft daarom beroep ingesteld. De rechtbank beoordeelt het beroep.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat eiser geen procesbelang heeft bij het beroep. Eiser is namelijk met onbekende bestemming vertrokken en niet is gebleken dat hij nog contact onderhoudt met zijn gemachtigde. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelt. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 26 april 2025 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aangevraagd. De minister heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 16 mei 2025 in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
3. De rechtbank heeft het beroep op 7 juli 2025 op zitting behandeld, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening. [2] Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben laten weten niet op de zitting te zullen verschijnen.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft eiser procesbelang bij het beroep?
4. De rechtbank beoordeelt eerst ambtshalve of eiser nog procesbelang heeft. De minister heeft namelijk op 12 juni 2025 laten weten dat eiser op 5 juni 2025 met onbekende bestemming is vertrokken.
4.1.
De gemachtigde van eiser heeft desgevraagd op 2 juli 2025 laten weten dat eiser sinds 12 juni 2025 niet meer op haar e-mails reageert. Volgens de gemachtigde is deze periode te kort om te concluderen dat geen sprake meer is van procesbelang, omdat niet duidelijk is waarom geregistreerd staat dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Niet is gebleken dat de minister deugdelijk onderzoek heeft gedaan, bijvoorbeeld naar de vraag of eiser misschien in detentie verblijft.
4.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Volgens rechtspraak van de Afdeling [3] moet er in beginsel vanuit worden gegaan dat een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd daarop geen prijs meer stelt als die vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de minister te laten weten waar bij verblijft. Dit is anders als een vreemdeling na die melding nog contact met zijn gemachtigde onderhoudt over de procedure, tenzij er andere concrete aanknopingspunten zijn dat een vreemdeling geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland of dat hij anderszins geen actueel en reëel belang meer heeft. [4]
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat eiser geen procesbelang heeft bij het beroep. Uit de gegevens van het COa blijkt dat eiser op 5 juni 2025 met onbekende bestemming is vertrokken. Uit het bericht van de gemachtigde van 2 juli 2025 blijkt niet dat de gemachtigde nog contact met eiser onderhoudt over de procedure. Daarom is niet gebleken dat eiser nog prijs stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland en dat hij een rechtens te beschermen belang heeft bij het beroep. De stelling van de gemachtigde dat de minister geen deugdelijk onderzoek heeft gedaan naar de reden van de MOB-melding leidt niet tot een ander oordeel. Het ligt immers op de weg van eiser om, nadat hij met onbekende bestemming is vertrokken, kenbaar te maken dat hij nog prijs stelt op bescherming. Niet is gebleken dat eiser dit heeft gedaan en dat hij contact heeft onderhouden met zijn gemachtigde.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.
Drenten - Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Deze datum staat hierboven. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Zaaknummer NL25.23251.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579 en 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.