Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser
voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning om bij zijn partner te verblijven. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, omdat eiser niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet in aanmerking kwam voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Eiser, geboren in 1987 en van Turkse nationaliteit, wil samen met zijn Nederlandse partner, die ook de Turkse nationaliteit heeft, in Nederland verblijven. De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.
De rechtbank oordeelt dat de minister ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiser niet heeft aangetoond dat zijn partner de Turkse nationaliteit heeft. Eiser heeft aangevoerd dat de afwijzing van zijn aanvraag in strijd is met artikel 8 van het EVRM, omdat er sprake is van een objectieve belemmering om hun familieleven in Turkije uit te oefenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belangenafweging door de minister niet alle relevante feiten en omstandigheden heeft meegenomen, waardoor het besluit ondeugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de uitspraak in acht moet worden genomen. Tevens worden de proceskosten van eiser vergoed en het griffierecht terugbetaald.