ECLI:NL:RBDHA:2025:12094

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
NL24.31909
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van een reguliere verblijfsvergunning voor een slachtoffer van mensenhandel uit Oeganda

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een vrouw uit Oeganda, en de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had een reguliere verblijfsvergunning gekregen op basis van haar aangifte van mensenhandel. De minister heeft deze vergunning echter met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat het strafrechtelijk onderzoek naar haar aangifte was beëindigd. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de minister de intrekking van de verblijfsvergunning terecht heeft uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende had gemotiveerd waarom er geen aanleiding was om eiseres een niet-tijdelijke verblijfsvergunning op humanitaire gronden te verlenen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de intrekking van de verblijfsvergunning in stand blijft. De rechtbank heeft daarbij ook de bewijsvoering van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat zij niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij slachtoffer is van mensenhandel. De rechtbank heeft de minister in zijn standpunt gevolgd dat eiseres niet heeft voldaan aan de vereisten om een verblijfsvergunning op humanitaire gronden te verkrijgen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.31909

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. M. Pals),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. R.M. Koning).

Samenvatting

1. Omdat eiseres aangifte heeft gedaan van mensenhandel is aan haar een reguliere verblijfsvergunning verleend op grond van de regelgeving voor slachtoffers en getuige-aangevers van mensenhandel. Deze uitspraak gaat over het besluit van de minister waarbij hij deze reguliere verblijfsvergunning met terugwerkende kracht heeft ingetrokken. Bij dit besluit is tevens bepaald dat aan eiseres niet ambtshalve een niet-tijdelijke verblijfsvergunning regulier op humanitaire gronden wordt verleend. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het bestreden besluit.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat deze beslissing in stand kan blijven. De minister heeft deugdelijk gemotiveerd dat er geen aanleiding is om aan eiseres een verblijfsvergunning humanitair niet-tijdelijk te verlenen. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in dit geding. Onder 3, 4 en 5 staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het bestreden besluit. Onder 6 staat het wettelijk kader. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 7. Aan het eind onder 11 staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Inleiding

2. Bij besluit van 3 april 2024 heeft de minister de aan eiseres verleende verblijfsvergunning regulier ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf
6 november 2023. Bij dit besluit is tevens bepaald dat aan eiseres niet ambtshalve een verblijfsvergunning ‘niet-tijdelijk humanitair’ wordt verleend. Er is geen terugkeerbesluit opgelegd omdat eiseres rechtmatig verblijf heeft in afwachting van de beslissing op haar asielaanvraag. In het bestreden besluit van 16 juli 2024 is de minister bij dit besluit gebleven.
2.1.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld. De minister heeft hierop gereageerd met een verweerschrift. Eiseres heeft daarop gereageerd met een aanvullend beroepschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 8 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het besluit om de verleende verblijfsvergunning in te trekken en geen ambtshalve verblijfsvergunning ‘niet-tijdelijk humanitair’ te verlenen in stand blijft. Hieronder wordt uitgelegd hoe de rechtbank tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Achtergrond
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres komt uit Oeganda. Zij is op 14 september 2023 aangekomen in België. Op 20 oktober 2023 heeft zij in Nederland aangifte gedaan van mensenhandel. Deze aangifte is aangemerkt als een aanvraag voor verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met de beperking tijdelijke humanitaire gronden op basis van de Verblijfsregeling Mensenhandel [1] . Er is aan eiseres op 1 november 2023 een verblijfsvergunning verleend met de beperking tijdelijke humanitaire gronden voor de periode van 1 november 2023 tot 1 november 2024.
4.1.
De door eiseres in haar aangifte afgelegde verklaringen en het door de politie verrichte onderzoek hebben niet tot een nader strafrechtelijke onderzoek geleid. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft eiseres daarom op 6 november 2023 medegedeeld dat zij heeft besloten het onderzoek voortijdig te beëindigen. De minister is hierover geïnformeerd.
Het bestreden besluit
5. Op 9 november 2023 heeft de minister eiseres geïnformeerd over zijn voornemen om haar verblijfsvergunning in te trekken omdat het strafrechtelijk onderzoek is geëindigd en zij daarom niet meer voldoet aan de beperking waaronder de verblijfsvergunning is verleend. In haar zienswijze van 5 december 2023 heeft eiseres gereageerd op dit voornemen en de minister verzocht de beperking ‘humanitair tijdelijk’ ambtshalve te wijzigen in de beperking ‘humanitair niet-tijdelijk’. [2] Eiseres heeft de minister dus verzocht ambtshalve een verblijfsvergunning regulier te verlenen op niet-tijdelijke humanitaire gronden. [3] Bij besluit van 3 april 2024 heeft de minister de verblijfsvergunning met terugwerkende kracht tot 6 november 2023 ingetrokken omdat niet meer werd voldaan aan de beperking waaronder deze was verleend. Bij dit besluit is tevens bepaald dat aan eiseres geen verblijfsvergunning regulier op niet-tijdelijke humanitaire gronden wordt verleend. De minister ziet daartoe geen reden omdat hij concludeert dat eiseres haar mensenhandelrelaas niet aannemelijk heeft gemaakt. De minister volgt eiseres niet in haar betoog dat haar visum vals is, zij een andere persoon is dan uit dat visum blijkt en dat als blijkt wie zij echt is, ook zal blijken dat zij de waarheid spreekt. De minister gaat uit van de juistheid van de registratie in EU-Vis en daarin staat dat zij IT-er is. In de beslissing op bezwaar van 16 juli 2024 is de minister bij zijn besluit van 3 april 2024 gebleven.
Wettelijk kader
6. Artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) geeft de minister de bevoegdheid om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen. Deze vergunning wordt verleend onder beperkingen verband houdende met het doel waarvoor het verblijf is toegestaan. [4] Een van die mogelijke beperkingen volgt uit de Verblijfsregeling Mensenhandel. [5] Aan de vreemdeling die slachtoffer-aangever is van mensenhandel kan een verblijfsvergunning worden verleend gedurende de looptijd van het strafrechtelijk onderzoek. De minister trekt de verblijfsvergunning van een slachtoffer van mensenhandel in als het strafrechtelijk onderzoek is geëindigd. [6]
6.1.
De minister kan zowel ambtshalve [7] als op aanvraag een verblijfsvergunning humanitair niet-tijdelijk verlenen als de vreemdeling heeft onderbouwd dat op grond van bijzondere individuele omstandigheden die rechtstreeks verband houden met mensenhandel niet van hem kan worden gevergd dat hij Nederland verlaat. [8] De vreemdeling dient dus aannemelijk te maken dat hij slachtoffer is van mensenhandel én dat er bijzondere individuele omstandigheden zijn die maken dat aan hem een verblijfsvergunning moet worden verleend. Van de vreemdeling wordt in dat kader verwacht dat hij zijn aanvraag onderbouwt met stukken en dat hij geloofwaardige en verifieerbare verklaringen aflegt. Ook wordt van hem verwacht dat hij gedetailleerd en concreet verklaart. [9] Als het mensenhandelrelaas niet aannemelijk wordt bevonden, wordt niet verder beoordeeld of er sprake is van bijzondere individuele omstandigheden. [10] Het is aan de minister om te beoordelen of de vreemdeling erin is geslaagd aannemelijk te maken dat hij slachtoffer is geweest van mensenhandel én, als dat het geval is, of er bij terugkeer sprake is van represailles, vervolging of het ontbreken van mogelijkheden tot herintegratie. De minister heeft hier een discretionaire bevoegdheid. De rechtbank toetst dit terughoudend.
Intrekking verblijfsvergunning ‘tijdelijk humanitair’7. Tussen partijen is niet in geschil dat de minister de verblijfsvergunning ‘tijdelijk humanitair’ mocht intrekken omdat, met de sepotbeslissing van het OM, de beperking waaronder deze vergunning is verleend is komen te vervallen. De rechtbank zal hier dan ook niet op ingaan.
Hanteert de minister een te hoge bewijsdrempel door vast te houden aan de EU-Vis registratie?
8. Eiseres betoogt dat de minister ten onrechte uitgaat van de juistheid van de EU-Vis registratie. Zij heeft de informatie die blijkt uit EU-Vis niet kunnen ontkrachten omdat zij geen documenten heeft waaruit blijkt dat zij door corruptie een vals of vervalst paspoort en visum heeft verkregen. Zij beschikt alleen over haar originele identiteitskaart en niet over andere bewijsmiddelen. Uit een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch van 12 april 2022 [11] blijkt dat de minister een te hoge bewijsdrempel hanteert door vast te houden aan een vervalste EU-Vis-registratie en zich daarbij op het standpunt te stellen dat elk argument op zichzelf onvoldoende is om hieraan afbreuk te doen. De minister heeft ten onrechte het relaas van eiseres over corruptie en illegale uitreis terzijde geschoven. Uit algemene landeninformatie blijkt dat het heel goed mogelijk is dat eiseres op een vals visum naar België is gehaald. Het feit dat het paspoort echt is, maakt niet dat het niet verkregen kan zijn door omkoping. Eiseres heeft meerdere berichten overgelegd waaruit blijkt dat een van de personen waarvan een verklaring is opgenomen in het visumdossier corrupt is. Ook heeft eiseres achterhaald dat een andere deelnemer van het groepsvisum aangifte heeft gedaan van mensenhandel. Uit een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond van 17 december 2024 [12] volgt dat een visumdossier helemaal geen hard bewijs is wanneer het gaat om een lesbienne uit Oeganda, die op een vals visum is gevlucht voor haar leven.
8.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat hij mag uitgaan van de juistheid van de informatie in EU-Vis. De Visumcode biedt waarborgen dat de daarin opgenomen informatie juist is. Uit EU-Vis blijkt dat aan eiseres een eerste Schengenvisum is verstrekt. Dit is een visum waarvoor de aanvrager in persoon moet verschijnen om de identiteit te verifiëren. De minister acht het daarom niet aannemelijk dat deze aanvraag buiten eiseres om is gedaan. Eiseres is volgens deze registratie een politieagent-soldaat die werkt voor het Ministerie van Defensie en Veteranenzaken die een officieel bezoek zou brengen aan België. Het is aan eiseres om aan te tonen dat deze informatie onjuist is en daarover heeft zij niets gesteld en onderbouwd. Eiseres heeft ook haar stelling dat het visum mogelijk vals of vervalst zou zijn op geen enkele wijze onderbouwd of aannemelijk gemaakt. Eiseres heeft algemene informatie over corruptie overgelegd maar niet onderbouwd hoe en waarom dit op haar van toepassing is.
8.2.
De rechtbank oordeelt dat de minister mocht uitgaan van de informatie die blijkt uit EU-Vis. Hij heeft zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat en waarom de verklaringen van eiseres over haar identiteit en nationaliteit en het verkrijgen van het visum geloofwaardig kunnen worden geacht.
8.2.1.
De rechtbank stelt vast dat door eiseres aangehaalde jurisprudentie het uitgangspunt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [13] hanteert, bevestigt. De minister mag uitgaan van de juistheid van de registratie in EU-Vis en het is aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat deze informatie in zijn geval onjuist is. [14] Slechts in uitzonderlijke situaties, als is voldaan aan de inspanningsverplichting en er sprake is van bewijsnood, kan daarvan worden afgezien. [15] De minister concludeert niet ten onrechte dat eiseres niet heeft voldaan aan haar inspanningsverplichting en niet heeft onderbouwd dat er sprake is van bewijsnood. Eiseres heeft algemene landeninformatie aangedragen waaruit blijkt dat er in Oeganda corruptie is, ook bij overheidsinstanties. [16] Ze heeft informatie overgelegd waaruit blijkt dat een van de personen die voorkomt in het visumdossier in diverse berichten corrupt wordt genoemd en zij heeft achterhaald dat een andere deelnemer van haar groepsvisum aangifte heeft gedaan van mensenhandel. Eiseres heeft daarmee weliswaar onderbouwd dat de informatie uit het visum onjuist zou kunnen zijn maar zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat dat in haar geval ook zo is. Eiseres heeft ook gesteld dat zij een vals paspoort heeft, althans dat haar paspoort en visum op valse wijze zijn verkregen maar zij heeft dit evenmin aannemelijk gemaakt. De enkele suggestie dat het feit dat het paspoort echt is, niet maakt dat het niet verkregen kan zijn door omkoping is daarvoor onvoldoende.
8.2.2.
Bovendien heeft de minister, anders dan in de zaak [17] waarop eiseres zich ook beroept, nader onderzoek gedaan naar het visumdossier. Hieruit blijkt dat voor eiseres een groepsvisum is aangevraagd. In dit dossier zijn verklaringen van een tweetal hoge ambtenaren opgenomen die bevestigen dat eiseres is wie het visum zegt dat zij is. De minister heeft gemotiveerd dat en waarom hij de verklaringen van eiseres over het visum, maar ook over de reis en haar mensenhandelrelaas niet aannemelijk acht. Zij heeft in zijn visie te vaag en summier verklaard. Anders dan in de door eiseres bedoelde zaak heeft de minister in deze zaak dus niet enkel gesteld dat hij uitgaat van de EU-Vis-registratie maar heeft hij ook beoordeeld of de verklaringen van eiseres over haar identiteit en nationaliteit en het verkrijgen van het visum geloofwaardig kunnen worden geacht. Hij heeft geconcludeerd dat dat niet het geval is. Hetgeen eiseres hiertegenover heeft gesteld is te summier om tot een andere conclusie te komen.
8.2.3.
De rechtbank oordeelt verder dat de situatie zoals die wordt geschetst in de uitspraak van zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch wezenlijk anders is dan de situatie van eiseres. In die zaak is ook een ander toetsingskader van toepassing dan in haar zaak. Ook de feiten liggen anders. De rechtbank heeft in de door eiseres bedoelde zaak geoordeeld dat de minister bij een EU-Visregistratie een lage drempel van aannemelijkheid moet aanleggen als de rechtszoekende die voldoet aan zijn inspanningsverplichting niet beschikt over identiteitsdocumenten. [18] Dat is in deze zaak anders omdat eiseres in het bezit is van een echt bevonden paspoort. De beroepsgrond slaagt niet.
Had de minister meer onderzoek moeten doen?
9. Eiseres betoogt dat de verplichting uit de slachtofferrichtlijn [19] om slachtoffers van mensenhandel te identificeren en te beschermen met voeten is getreden doordat de minister heeft geconcludeerd dat eiseres haar mensenhandelrelaas niet aannemelijk heeft gemaakt. Zij stelt dat de minister dat standpunt niet voldoende heeft onderbouwd. Ook meent zij dat de minister ten onrechte waarde hecht aan het feit dat eiseres makkelijk kon ontsnappen en haar identiteitskaart en paspoort kon meenemen. Het feit dat de minister iets niet aannemelijk acht betekent volgens eiseres niet dat het niet zo kan zijn gegaan. Eiseres betoogt verder dat de slachtofferrichtlijn Nederland verplicht om bij signalen van mensenhandel samen te werken met België. De minister had, aldus eiseres, moeten uitzoeken of er vanuit het valse groepsvisum andere IT-ers opduiken die aangifte hebben gedaan van mensenhandel en of deze personen allemaal zijn teruggekeerd naar Oeganda. Ook betoogt zij dat het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 10 oktober 2024 [20] de minister verplicht om voldoende onderzoek te doen als er een signaal van mensenhandel is. De sepotbeslissing van het OM betekent niet dat eiseres geen slachtoffer is van mensenhandel. [21] Hoewel de aangevoerde omstandigheden (strafrechtelijk) geen bewijs vormen voor de mensenhandel, kan de minister hier niet zonder meer aan voorbij gaan als hieruit indicaties blijken die het relaas van eiseres ondersteunen. In dit geval had de minister daarom volgens eiseres moeten onderzoeken dat zij niet hooggeschoold is.
9.1.
De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het standpunt stelt dat het aan eiseres is om de wijze waarop zij stelt slachtoffer te zijn geworden van mensenhandel aannemelijk te maken. Van eiseres mag in dat kader worden verwacht dat zij geloofwaardige, verifieerbare verklaringen aflegt en dat zij gedetailleerd en concreet verklaart. De minister heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat, ook als eiseres een laaggeschoolde tomatenverkoopster is, dit niet betekent dat zij niet gedetailleerder kan verklaren dan zij nu heeft gedaan. De rechtbank volgt ook de conclusies van de minister dat eiseres vaag en summier verklaart. Hetzelfde geldt voor het standpunt van de minister dat hij het niet aannemelijk acht dat eiseres niet weet met welke luchtvaartmaatschappij zij is gevlogen, in welke landen er tussenstops zijn geweest en hoe zij van het vliegveld in de woning van [naam] is gekomen. Ook het feit dat zij geen onderscheidend signalement kan geven van [naam] of andere betrokkenen en zij zijn woning en de directe omgeving daarvan niet kan omschrijven, wordt haar niet ten onrechte tegengeworpen. Hetzelfde geldt voor de, volgens de minister, eenvoudige wijze waarop zij is ontsnapt. De minister heeft zich dan ook voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres met haar verklaringen, in onderlinge samenhang bezien, niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij slachtoffer is van mensenhandel.
9.1.1.
De verwijzing van eiseres naar de eerder genoemde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond slaagt niet, aangezien in die zaak, anders dan hier, wel duidelijke indicaties waren dat er sprake was van mensenhandel. Ook de stelling van eiseres dat onvoldoende onderzoek is verricht en dat uit het arrest van het EHRM van 10 oktober 2024 volgt dat het OM of de minister meer onderzoek had moeten doen volgt de rechtbank niet. Ook de feiten die ten grondslag lagen aan dat arrest waren anders dan in deze zaak. Daar had het slachtoffer juist zeer uitvoerig en gedetailleerd verklaard over wat haar was overkomen en waren er wel duidelijke indicaties dat er sprake was van mensenhandel. De beroepsgrond slaagt niet.
Was de minister verplicht om in deze procedure ook het asielrelaas te toetsen en te beoordelen of eiseres een reëel risico loopt op refoulement bij terugkeer naar Oeganda?
10. Eiseres betoogt dat de minister ten onrechte niet heeft getoetst aan hetgeen volgt uit de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch van 12 april 2022. De minister stelt ten onrechte dat die uitspraak hier niet van toepassing is omdat het in die zaak ging over een asielprocedure. Eiseres stelt dat uit het arrest Ararat van het Hof van Justitie [22] volgt dat er een einde is gemaakt aan de waterscheiding tussen asielaanvragen en reguliere aanvragen. Dit betekent dat asielaspecten ook in deze procedure gewogen dienen te worden. Er dient een integrale beoordeling te worden verricht waarbij ook rekening moet worden gehouden met de reden dat eiseres niet terug kan keren naar Oeganda, namelijk dat zij een lesbienne is die daar de doodstraf vreest. Eiseres betoogt verder dat uit de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond van 1 maart 2024 [23] volgt dat het enkele feit dat in strijd met de waarheid is verklaard de minister niet ontslaat van zijn plicht tot het verrichten van een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling.
10.1.
De minister stelt zich, aldus de rechtbank, terecht op het standpunt dat het beoordelen van het asielrelaas van eiseres niet voorligt in deze procedure. Dit zal worden beoordeeld in de nog lopende asielprocedure. Aan het meewegen van de eventuele gevolgen voor eiseres bij terugkeer, bijvoorbeeld represailles, komt de minister dan ook niet toe. De minister heeft in deze zaak een eigen beoordeling te maken van het mensenhandelrelaas en dat heeft hij ook gedaan. Daarbij zijn alle relevante omstandigheden betrokken en is gekeken naar EU-Vis en naar het relaas zelf. Nu het mensenhandelrelaas niet aannemelijk wordt geacht, heeft de minister met juistheid geen verdere toets verricht of sprake is van bijzondere individuele omstandigheden. [24]
10.1.1.
Voor zover eiseres heeft gewezen op het arrest Ararat, overweegt de rechtbank dat in het geval van eiseres geen terugkeerbesluit is opgelegd, zodat het door eiseres gemaakte vergelijk reeds hierom niet opgaat.
10.1.2.
De rechtbank oordeelt verder dat het beroep op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond [25] die eiseres aanhaalt niet vergelijkbaar is met de voorliggende procedure. In die zaak ging het om een asielprocedure en de geloofwaardigheidsbeoordeling van de aangevoerde asielmotieven, terwijl in deze procedure de beoordeling van een verblijfsvergunning ‘niet-tijdelijk humanitair’ aan de orde is. De beroepsgrond slaagt niet.
Mocht de minister ervan afzien om eiseres te horen in bezwaar?
11. Eiseres betoogt dat de minister de hoorplicht heeft geschonden. Zij verkeert in bewijsnood verkeert en had daarom moet worden gehoord. Zij kan niet aantonen wat zij niet is (IT-er) of wat zij niet heeft (diploma’s). Een gehoor is voor haar de enige manier om aan te tonen dat zij geen hoogopgeleide IT-er is maar een laagopgeleide tomatenverkoopster. Dat zij niet zo zelfredzaam is als van een IT-er verwacht mag worden volgt uit de verklaringen van medewerkers van het COa, Fier en VluchtelingenWerk Nederland. Door eiseres niet te horen heeft de minister onvoldoende invulling gegeven aan de samenwerkingsplicht die volgt uit het arrest van het Hof van Justitie EU van 22 november 2012. [26] De minister had bovendien moeten onderzoeken of de andere IT-ers op het groepsvisum van eiseres asiel hebben aangevraagd of aangifte hebben gedaan. Via Comensha [27] heeft eiseres inmiddels vernomen dat minimaal één andere persoon op de lijst aangifte heeft gedaan van mensenhandel. Dit levert een extra reden op om eiseres te horen. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat zij betoogt dat, als eiseres aannemelijk kan maken dat zij tomatenverkoopster is, en daardoor duidelijk wordt dat het visum vals is, dat een extra signaal is dat zij slachtoffer is van mensenhandel.
11.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar en dat hij daarom mag afzien van het horen van eiseres. In het bezwaarschrift en ook in beroep zijn geen nieuwe argumenten naar voren gebracht op grond waarvan het besluit van 3 april 2024 dient te worden heroverwogen. Ter zitting heeft de minister benadrukt dat er voldoende signalen zijn dat het relaas niet aannemelijk is. Dat volgt niet alleen uit het visumdossier, maar ook uit EU-Vis. Het is aan eiseres om haar relaas te onderbouwen en dat heeft zij onvoldoende gedaan. Zij heeft geen details gegeven van een reisroute of een beschrijving van de dader. Eiseres gaat alleen in op de vermeende onjuiste EU-Vis gegevens en het feit dat eiseres laaggeschoold is. Dat verandert de conclusies van de minister niet. Het is bovendien duidelijk dat er niets uit een gehoor zou komen.
11.2.
In artikel 7:3, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de minister af kan zien van het horen van eiseres indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. Dat is, aldus de Afdeling in haar uitspraak van 6 juli 2022, het geval indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. [28] De belanghebbende dient in zijn bezwaarschrift concreet en toegespitst op zijn situatie toelichten waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit en welk concreet belang hij heeft bij een hoorzitting. Naarmate de belanghebbende meer inspanningen heeft verricht om de benodigde informatie te krijgen zal hij eerder worden uitgenodigd voor een hoorzitting. [29] Als er beslissingsruimte is zoals hier, is, aldus de Afdeling [30] , het uitgangspunt dat eiseres wordt gehoord.
11.2.1.
Hoewel eiseres expliciet verzocht heeft om een hoorzitting, heeft gemotiveerd waarom zij daar belang bij heeft en zij zich actief heeft ingespannen om informatie te verkrijgen, is dat naar het oordeel van de rechtbank niet afdoende. Die inspanningen zijn beperkt gebleven tot het vergaren van informatie over (de andere betrokkenen in) het visumdossier. Eiseres heeft over haar persoonlijke omstandigheden en het mensenhandelrelaas geen aanvulling of nadere onderbouwing gegeven. Eiseres geeft ook niet aan dat zij hierover in een hoorzitting iets aanvullends kan of gaat zeggen. Zij wil bij een hoorzitting alleen aantonen dat zij niet de persoon is die het visum zegt dat zij is. De rechtbank volgt de conclusie van de minister dat, als dat zou blijken, dit nog steeds niet het mensenhandelrelaas aannemelijk maakt. Hetgeen eiseres op de hoorzitting naar wil brengen is dus niet van invloed op het te nemen besluit.
11.2.2.
De rechtbank oordeelt dat de informatie die is verstrekt in het aanvullend beroepsschrift aan het voorgaande niet af doet. De enkele stelling dat een tweede persoon uit het groepsvisum aangifte heeft gedaan van mensenhandel en asiel heeft aangevraagd betekent niet dat daarmee vast staat dat het visum vals is of er sprake is van mensenhandel. De minister heeft dan ook kunnen afzien van het horen van eiseres. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en de minister de vergunning terecht heeft ingetrokken. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. van der Lee, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Eiseres spreekt over een B8-verblijfsvergunning.
2.Artikel 3.6b van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) maakt dit mogelijk.
3.Op basis van artikel 3.6b van het Vb 2000.
4.Artikel 14, derde lid, van de Vw 2000.
5.Deze regeling is opgenomen in 3.48 van het Vb 2000 gelezen in samenhang met paragraaf B8/3 e.v. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) en B9/12 e.v. van de Vc 2000.
6.B8/3.2. van de Vc 2000.
7.Op basis van artikel 3.6b van het Vb 2000.
8.Dit is geregeld in artikel 3.51, vierde lid, van het Vb 2000 gelezen in samenhang met artikel 3.24aa, tweede lid onder f van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV 2000) en uitgewerkt in paragraaf B9/12 van de Vc 2000.
9.Werkinstructie 2023/5, p. 2.
10.Werkinstructie 2023/5, p. 3.
11.Rb. Den Haag, zp. ‘s-Hertogenbosch 12 april 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:3352.
12.Rb. Den Haag, zp. Roermond 17 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:21318.
13.Onder meer in ABRvS 28 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:661.
14.Rb. Den Haag, zp. ‘s-Hertogenbosch 12 april 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:3352, r.o. 36 en 37.
15.Rb. Den Haag, zp. Roermond 17 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:21318, r.o. 15.
16.State.gov/wp-content/uploads/2022/10/20221020-2022-TIP-Report.pdf, p. 566 – 569.
17.Rb. Den Haag, zp. Roermond 17 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:21318, r.o. 15.
18.Rb. Den Haag, zp. ‘s-Hertogenbosch 12 april 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:3352, r.o. 36.
19.Richtlijn 2012/19/EU van 25 oktober 2012. Kijk even naar het lettertype van de voetnoten. Nummer lijkt afwijkend te zijn.
20.EHRM 10 oktober 2024, 22512/21, T.V. vs. Spain.
21.Rb. Den Haag, zp. Roermond, ECLI:NL:RBDHA:2025:1693, r.o. 7.
22.Hof van Justitie EU, 17 oktober 2024, ECLI:EU:C:2024:892.
23.Rb. Den Haag, 1 maart 2024, NL22.18743 en NL22.18744 (niet gepubliceerd).
24.Werkinstructie 2023/5, p. 3.
25.Rb. Den Haag, 1 maart 2024, NL22.18743 en NL22.18744 (niet gepubliceerd).
26.Hof van Justitie EU 22 november 2012, ECLI:EU:C:2022:744.
27.het Landelijk coördinatiecentrum tegen mensenhandel.
28.ABRvS 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918, r.o. 5 e.v.
29.ABRvS 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918, r.o. 5.2.
30.ABRvS 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918, r.o. 5 e.v.