ECLI:NL:RBDHA:2025:12094
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van een reguliere verblijfsvergunning voor een slachtoffer van mensenhandel uit Oeganda
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een vrouw uit Oeganda, en de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had een reguliere verblijfsvergunning gekregen op basis van haar aangifte van mensenhandel. De minister heeft deze vergunning echter met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat het strafrechtelijk onderzoek naar haar aangifte was beëindigd. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de minister de intrekking van de verblijfsvergunning terecht heeft uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende had gemotiveerd waarom er geen aanleiding was om eiseres een niet-tijdelijke verblijfsvergunning op humanitaire gronden te verlenen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de intrekking van de verblijfsvergunning in stand blijft. De rechtbank heeft daarbij ook de bewijsvoering van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat zij niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij slachtoffer is van mensenhandel. De rechtbank heeft de minister in zijn standpunt gevolgd dat eiseres niet heeft voldaan aan de vereisten om een verblijfsvergunning op humanitaire gronden te verkrijgen.