ECLI:NL:RBDHA:2025:12325

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
NL25.122197
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag van eiseres op grond van internationale bescherming in Spanje

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2025 wordt de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag van eiseres behandeld. Eiseres heeft op 13 april 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 7 mei 2025 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres in Spanje internationale bescherming geniet. Eiseres is het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 3 juli 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank overweegt dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eiseres in Spanje bescherming kan inroepen. Eiseres heeft aangevoerd dat zij in Spanje is gevolgd door een seriemoordenaar en dat haar situatie ondraaglijk is geworden door de aanhoudende bedreiging. De rechtbank stelt vast dat de Spaanse autoriteiten haar aangiftes serieus hebben genomen en dat er geen aanwijzingen zijn dat de Spaanse autoriteiten haar geen bescherming zouden bieden. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de situatie in Spanje zodanig is dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden toegepast.

De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de niet-ontvankelijk verklaring in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.22197

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], V-nummer: [v-nummer], eiseres,

(gemachtigde: mr. H.A. Jeuring),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. O. Sari).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag van eiseres als bedoeld in artikel 28 van de Vw [1] . Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 13 april 2025 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het besluit (hierna: het bestreden besluit) van 7 mei 2025 deze aanvraag in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Eiseres heeft ook verzocht om een voorlopige voorziening. Hierop wordt bij afzonderlijke uitspraak beslist.
2.1.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, een tolk, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiseres legt aan haar asielaanvraag ten grondslag dat zij in Spanje is gevolgd door [naam 2], een seriemoordenaar. Eiseres heeft aangifte gedaan hiervan, is opgeroepen om te verschijnen bij de rechtbank en is tijdens de zitting erkend als slachtoffer. [naam 2] heeft een contactverbod gekregen. Eiseres is toen vertrokken naar Madrid omdat [naam 2] haar bleef volgen. In Madrid heeft eiseres op een feest [naam 3] ontmoet. Hij heeft eiseres aangeboden om in het huis van de man van zijn zus te komen wonen. De eerste vijf dagen gedroeg [naam 3] zich netjes, maar daarna begon hij eiseres elke nacht te verkrachten. Daar heeft eiseres aangifte van gedaan. Eiseres heeft een document overgelegd waaruit blijkt dat zij is erkend als slachtoffer van geweld.
Het bestreden besluit
4. De minister heeft de aanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat zij in een andere lidstaat van de Europese Unie (Spanje) internationale bescherming geniet. De minister heeft hiermee toepassing gegeven aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, Vw. De minister erkent dat in Spanje sprake is van een moeilijke situatie voor eiseres, maar gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag er nog steeds van worden uitgegaan dat de Spaanse autoriteiten de verplichtingen uit het Vluchtelingenverdrag, artikel 3 van het EVRM [2] en artikel 3 van het Antifolterverdrag [3] naleven. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dat niet het geval is.
Toetsingskader
5. Een aanvraag om een asielvergunning kan in beginsel niet-ontvankelijk worden verklaard als de vreemdeling internationale bescherming geniet in een andere lidstaat van de Europese Unie. [4] Voorwaarde is dat die lidstaat de internationale verplichtingen uit het Vluchtelingenverdrag, artikel 3 van het EVRM en artikel 3 van het Antifolterverdrag naleeft. Ook moet de vreemdeling een zodanige band met het desbetreffende land hebben dat het voor hem redelijk zou zijn om naar dat land te gaan. [5] Het is vaste rechtspraak dat van een dergelijke band sprake is als een vreemdeling in een lidstaat van de Europese Unie erkend vluchteling is, dan wel de subsidiaire status heeft. [6]
Mocht de minister concluderen dat eiser geen risico loopt op ernstige schade in Spanje?
6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat in haar geval niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel t.a.v. Spanje uitgegaan kan worden. Eiseres doet allereerst een beroep op het arrest Ibrahim e.a. [7] Hoewel het arrest Ibrahim primair betrekking heeft op algemene tekortkomingen in de leefomstandigheden, zijn er argumenten dat deze ook van toepassing is op de uitzonderlijke situatie van eiseres. Volgens eiseres voldoet haar situatie verder aan de hoge drempel van zwaarwegendheid zoals bedoeld in het arrest Jawo. [8] Dit omdat haar specifieke situatie in Spanje ondraaglijk is geworden door de aanhoudende bedreiging door [naam 2], de Spaanse autoriteiten evident onvoldoende bescherming bieden en er sprake is van cumulatie van traumatische gebeurtenissen. De Spaanse autoriteiten hebben weliswaar formele maatregelen genomen (contactverbod, erkenning als beschermd slachtoffer), maar deze blijken in de praktijk niet effectief. Het feit dat de politie eiseres te kennen heeft gegeven niets te kunnen doen tegen [naam 2], terwijl hij het contactverbod overtrad, is een duidelijke aanwijzing dat de geboden bescherming illusoir is. Daarbij is volgens eiseres bovendien onvoldoende rekening gehouden met haar bijzondere kwetsbaarheid.
6.1.
De minister erkent de moeilijke situatie van eiseres, maar overweegt dat doorslaggevend is dat eiseres in Spanje bescherming kan inroepen van de autoriteiten. Als eiseres niet tevreden is over deze bescherming zijn er mogelijkheden om hierover te klagen. De minister heeft in de beschikking opgenomen tot welke autoriteiten en instanties eiseres zich kan wenden. Volgens de minister heeft eiseres niet alle wegen bewandeld om de geboden bescherming volledig te benutten, terwijl reeds is gebleken dat de autoriteiten niet onverschillig staan tegenover de problemen van eiseres. De autoriteiten hebben steeds gehandeld, zodra eiseres problemen heeft ervaren. Wat betreft de gestelde kwetsbaarheid overweegt de minister in de beschikking op de mogelijkheden voor het ontvangen van slachtofferhulp in Spanje. Daarnaast kan eiseres worden opgenomen in een beschermde omgeving. Ook op dit punt mag erop worden vertrouwd dat Spanje hulp zal bieden.
6.2.
De rechtbank stelt voorop dat uit de stukken en hetgeen eiseres op zitting heeft aangevoerd blijkt dat eiseres te maken heeft gehad met moeilijke en zware omstandigheden in Spanje. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de omstandigheden waarin eiseres verkeerde zodanig zijn dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank overweegt dat het arrest Ibrahim ziet op algemene leefomstandigheden. In het geval van eiseres gaat het echter om haar persoonlijke omstandigheden. Desalniettemin heeft eiseres aangevoerd dat er sprake is van een uitzonderlijke situatie en dat haar situatie de drempel van zwaarwegendheid haalt. De rechtbank overweegt dat, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, de minister er in beginsel van mag uitgaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen nakomt. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien eiseres aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem in Spanje dusdanige tekortkomingen vertoont dat zij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het EU-Handvest. Van een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest zal sprake zijn indien die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken in de zin van het arrest Jawo.
6.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres er niet in geslaagd om het voorgaande aannemelijk te maken. Eiseres heeft immers in Spanje om bescherming gevraagd en deze ook gekregen. Daarnaast volgt uit de verklaringen van eiseres en de overgelegde documenten dat de Spaanse autoriteiten haar aangiftes serieus hebben genomen. Hieruit blijkt de intentie van de Spaanse autoriteiten om eiseres bescherming te bieden. De rechtbank volgt de minister daarnaast in zijn stelling dat eiseres nog niet alle mogelijkheden om bescherming te krijgen heeft uitgeput en de rechtbank ziet bovendien geen aanwijzingen dat de Spaanse autoriteiten eiseres geen bescherming zouden bieden als zij hierom zou vragen. De stelling van eiseres dat de politie heeft aangegeven dat [naam 2] een vrij man is en dat zij niets voor haar kunnen doen wanneer hij het contactverbod schendt, leidt niet tot een ander oordeel. Hierbij is van belang dat eiseres hierover een klacht kan indienen bij de aangewezen autoriteiten. Niet is gebleken dat eiseres dit heeft gedaan. Voorts zijn er geen aanwijzingen dat eiseres bij terugkeer een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het EU-Handvest. Van een situatie als bedoeld in het arrest Ibrahim is geen sprake. De minister heeft om deze reden dan ook niet hoeven afzien van het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvraag van eiseres. Daarbij is naar het oordeel van de rechtbank in de beschikking voldoende rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden van eiseres.
Heeft de minister het belang van het kind voldoende in zijn beslissing meegenomen?
7. Voorts is eiseres van mening dat het niet in het belang van haar dochter is om op te groeien in een situatie waarin haar moeder in constante angst leeft, er een reëel risico bestaat dat haar moeder slachtoffer wordt van geweld en de psychologische impact op de moeder ook het welzijn van haar kind beïnvloedt. Zelfs als er formeel hulp beschikbaar is, wordt het kind blootgesteld aan een situatie van constante angst en stress door de bedreigende situatie, wat schadelijk is voor haar ontwikkeling. Eiseres wijst daarbij op het arrest Chavez-Vilchez.
7.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat er in Spanje voldoende bescherming en (psychische) hulp beschikbaar is zodat moeder en dochter in een veilige omgeving kunnen leven. Kern van het betoog van eiseres is dat zij en haar kind zich veilig willen voelen, en dat kan – mede met de hulp van de in de beschikking genoemde hulporganisaties – in Spanje.
7.2.
De rechtbank overweegt dat het in het belang van het kind is om als uitgangspunt te nemen dat haar situatie onlosmakelijk is verbonden met die van haar ouder(s). Ook overweegt de rechtbank, onder verwijzing naar r.o. 6.2 en 6.3., dat in deze situatie de moeder van het kind reeds internationale bescherming krijgt in Spanje en dat er geen aanwijzingen zijn dat Spanje hierin tekortschiet. De enkele stelling dat de moeder stress en angst heeft, is onvoldoende om aan te nemen dat het belang van het kind zich tegen terugkeer naar Spanje verzet. Ook zijn er geen aanwijzingen dat het voor het welzijn en de sociale ontwikkeling van het kind noodzakelijk is om een asielprocedure in Nederland te doorlopen. De verwijzing naar het arrest Chavez-Vilchez kan eiseres eveneens niet baten, nu de situatie van eiseres een andere situatie betreft dan de situatie in het arrest Chavez-Vilchez. Eiseres en dochter kunnen zich immers naar Spanje – een lidstaat van de Europese Unie (EU) – begeven om samen te verblijven. De minister heeft dit afdoende in zijn beoordeling meegenomen en heeft niet om deze reden hoeven afzien van het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvraag van eiseres.
Had de minister eiseres het voordeel van de twijfel moeten gunnen?
8. Tot slot stelt eiseres dat de minister haar het voordeel van de twijfel had moeten gunnen zoals bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van de Kwalificatierichtlijn. Zij heeft immers tijdens het gehoor overtuigende verklaringen afgelegd en diverse documenten overhandigd. Ter zitting heeft de gemachtigde toegelicht dat hiermee wordt bedoeld dat de situatie van eiseres menselijk moet worden beoordeeld. De minister dient rekening te houden met de problematiek en dient dit in het voordeel van eiseres mee te wegen.
8.1.
De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat niet is gebleken dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de problematiek waarmee eiseres te maken heeft gehad. Nu de rechtbank reeds heeft geoordeeld dat de minister de aanvraag van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, hoefde de minister ook niet inhoudelijk naar de aanvraag te kijken en kan er daarom ook geen sprake zijn van het voordeel van de twijfel. Ook deze grond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. De minister heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard.
10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de niet-ontvankelijkverklaring van de aanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing.
4.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.
5.Beide voorwaarden staan in artikel 3.106a van het Vreemdelingenbesluit 2000.
6.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 augustus 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2621) en 30 mei 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1793).
7.Hof van Justitie van de Europese Unie, 19 maart 2019, C-297/17, EU:C:2019:219.
8.Hof van Justitie van de Europese Unie, 19 maart 2019, C-163/17, EU:C:2019:218.