Overwegingen
1. Eiser is geboren op [datum] 1992 en heeft de Egyptische nationaliteit. Eiser is op basis van een visum op 8 oktober 2021 naar Nederland gekomen voor het spelen van een bokswedstrijd. Hij heeft op 28 oktober 2021 asiel gevraagd. Eiser heeft daaraan ten grondslag gelegd dat hij als homoseksueel en afvallige in Egypte is mishandeld en onwettig gedetineerd. Ook in Nederland zou eiser een bedreiging hebben ontvangen.
2. Met het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.Verweerder vindt de gestelde problemen vanwege homoseksualiteit niet geloofwaardig. Eiser heeft onvoldoende documenten overgelegd om zijn asielrelaas te onderbouwen en hij heeft daarvoor geen goede verklaring. Eiser heeft zijn asielmotieven niet aannemelijk gemaakt met zijn verklaringen. Hij geeft onvoldoende inzicht in zijn gevoelens en gedachten over zijn gestelde homoseksualiteit. Hij verklaart daarbij oppervlakkig en tegenstrijdig over zijn gestelde relaties met mannen. Eisers kennis over LHBTI-organisaties is wisselend. Ook verklaart eiser tegenstrijdig over de problemen die hij door homoseksualiteit zou hebben ondervonden. Eiser geeft geen inzicht in zijn gedachten over het geloof. Niet is gebleken dat eiser problemen heeft gehad als gevolg van zijn houding ten opzichte van de islam of dat hij in verband hiermee bij terugkeer te vrezen heeft voor problemen. Omdat eiser volgens verweerder duidelijk onwaarschijnlijke verklaringen heeft afgelegd die in tegenspraak zijn met voldoende geverifieerde informatie over zijn land van herkomst, is de asielaanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen.
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat de aanvraag ten onrechte is afgewezen. Hij voert in beroep aan dat verweerder onvoldoende heeft gereageerd op zijn zienswijze. Verweerder heeft ten onrechte niet afzonderlijk de geloofwaardigheid van de gestelde geaardheid en afvalligheid en de daaruit volgende vrees voor vervolging of ernstige schade bij terugkeer beoordeeld. Verder kan aan eiser niet worden tegengeworpen dat hij geen documenten heeft overgelegd om zijn detentie te onderbouwen. Verweerder heeft eisers geaardheid onvoldoende beoordeeld. Eiser beschrijft zijn geaardheid vooral aan de hand van fysieke beschrijvingen en expliciete seksuele handelingen en kan weinig met vragen over zijn gevoelens en belevingswereld. Verweerder had zijn vragen daarop moeten afstemmen. Verweerder gaat ten onrechte voorbij aan de aanvulling op dit punt in de zienswijze. Verweerder werpt verder ten onrechte tegen dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in wat het gesprek met de imam met betrekking tot zijn geaardheid en afvalligheid hem heeft opgeleverd. Verder heeft eiser niet tegenstrijdig verklaard over het incident met zijn partner bij de bioscoop. Ten onrechte merkt verweerder de door hem alsnog geloofwaardig geachte relatie met [naam] niet aan als bewijs voor de gestelde homoseksualiteit. Verweerder heeft ten onrechte geen enkele bewijswaarde gehecht aan de rapporten van LGBT Asylum Support en de daarbij overgelegde bijlagen. Verweerder heeft verder ten onrechte geoordeeld dat uit de verklaringen van eiser niet volgt “dat er op enig moment iets is gewijzigd bij hem in zijn innerlijke geloof waardoor hij zich heeft afgewend.” De feitelijke grondslag ontbreekt om de aanvraag af te wijzen als kennelijk ongegrond. De beslissing tot het uitvaardigen van een inreisverbod is niet goed gemotiveerd.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. In reactie op de zienswijze heeft verweerder in het bestreden besluit overwogen dat de door eiser gestelde homoseksualiteit en afvalligheid als ongeloofwaardig zijn beoordeeld. De rechtbank volgt niet dat dit oordeel van verweerder onvoldoende is gemotiveerd doordat in het voornemen de gestelde homoseksualiteit en afvalligheid als zodanig niet uitdrukkelijk zijn genoemd als zelfstandig element. In het voornemen waarvan de overwegingen zijn ingelast in het bestreden besluit is namelijk overwogen op welke punten eiser verklaringen over zijn homoseksualiteit en afvalligheid tekortschieten. Hieruit blijkt dat een en ander overeenkomstig de WI 2019/17en de WI 2022/3is beoordeeld.
5. Verweerder heeft kunnen overwegen dat eiser zonder goede verklaring onvoldoende documenten heeft overgelegd om zijn asielrelaas te staven.
Eiser heeft verklaard dat hij drie dagen is vastgehouden op een politiebureau in Egypte nadat hij daar een klacht had ingediend. Verweerder heeft onder verwijzing naar informatie uit het Algemeen Ambtsbericht over Egypte van november 2021 terecht overwogen dat eiser van zijn klacht of aangifte een bewijs moet hebben gekregen en dat eiser geen goede verklaring heeft gegeven waarom dat in zijn geval niet is gebeurd. Eiser heeft bovendien zijn verklaring dat hij geen documenten heeft van zijn detentiebij zienswijze aangevuld met de opmerking dat hem wel een bewijs is meegegeven ter bevestiging van de aangifte (klacht) maar dat dit bewijs is zoekgeraakt. Verweerder mocht van eiser verwachten dat hij inspanningen verricht om bijvoorbeeld met behulp van een advocaat in Egypte een bewijs van de klacht, dan wel aangifte te verkrijgen om de aanvraag te onderbouwen. Dat eiser met een bewijs van aangifte niet kan aantonen dat hij gedetineerd is geweest en dat uit het algemeen ambtsbericht over Egypte van november 2021 volgt dat de politie zich schuldig maakt aan foltering, onmenselijke en vernederende behandeling van lhbti’s in detentie is geen reden om bedoelde inspanning niet van eiser te mogen verwachten.
6. Verweerder heeft in het bestreden besluit niet ten onrechte geconcludeerd dat eisers verklaringen over de gestelde homoseksualiteit geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen in de zin van artikel 31, zesde lid, van de Vw. Zoals volgt uit de WI 2019/17 ligt het zwaartepunt in de beoordeling van de geloofwaardigheid van een seksuele gerichtheid als asielmotief op verklaringen van de vreemdeling over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van zijn seksuele gerichtheid. Dit geldt in het bijzonder als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar de gestelde seksuele gerichtheid maatschappelijk niet wordt geaccepteerd. In die situatie is het de vraag of en hoe de vreemdeling zich daaraan heeft aangepast en hoe hij dit heeft beleefd.
7. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser onvoldoende inzicht geeft in zijn gevoelens en gedachten over zijn gestelde geaardheid. Eiser heeft vooral verklaard over de fysieke en seksuele aspecten van zijn relaties. Uit paragraaf 2.2. van de WI 2019/17 volgt dat verklaringen over seksuele activiteiten niet bij de beoordeling worden betrokken. Om dezelfde reden heeft verweerder ook geen doorslaggevende betekenis toegekend aan de door eiser overgelegde schermafdrukken van seksueel expliciete chatberichten met [naam]. Dat eiser stelt zijn gestelde homoseksualiteit fysiek te uiten, betekent niet dat niet van hem mag worden verwacht dat hij inzicht kan geven in zijn gevoelsleven. Verweerder heeft gewezen op eisers verklaringen dat hij vanaf zijn dertiende jaar wist dat hij op mannen viel en dat hij vanaf zijn zestiende jaar online onderzoek heeft gedaan naar homoseksualiteit. Verweerder mag dan verwachten dat eiser in staat is om meer dan oppervlakkige verklaringen te geven over zijn persoonlijke gevoelens. Eiser is hiertoe viermaal gehoord. De verklaringen van eiser daarover heeft verweerder terecht als oppervlakkig en algemeen aangemerkt. Voor zover eiser in zijn zienswijze (aanvullend) heeft verklaard over zijn gevoelens, heeft verweerder terecht opgemerkt dat niet valt in te zien waarom eiser dit niet al tijdens de gehoren heeft kunnen verklaren.
8. Verweerder heeft verder voldoende gemotiveerd aan eiser tegengeworpen dat hij op meerdere punten tegenstrijdig en ongerijmd heeft verklaard. Verweerder heeft in reactie op de zienswijze kunnen verwijzen naar zijn overwegingen hierover in het voornemen. Zo heeft verweerder onder meer tegengeworpen dat eiser al sinds zijn 13e wist dat homoseksualiteit niet geaccepteerd wordt in Egypte en naar zijn zeggen met niemand in zijn omgeving over homoseksualiteit kon praten, maar dat eiser ook heeft verklaard dat hij op straat tegen mensen vertelde dat hij homoseksueel is. Tegen de achtergrond van het taboe op homoseksualiteit in Egypte heeft verweerder ook overwogen dat het niet aannemelijk is dat eiser zich in Egypte tegenover de politie en de imam bekendmaakt als homoseksueel. Verweerder heeft daarbij overigens kunnen opmerken dat (ook) uit eisers verklaringen over de ontmoeting met de imam niet blijkt hoe die ontmoeting eisers denken over homoseksualiteit en afvalligheid heeft beïnvloed. Ook heeft verweerder, gelet op informatie uit het Ambtsbericht over vervolging van lhbti in Egypte, onaannemelijk kunnen vinden dat eiser door de politie eerst zou zijn gedetineerd om vervolgens te zijn vrijgelaten zonder verdere vervolging.
9. Verder heeft verweerder er op gewezen dat eiser sinds de gestelde detentie geen problemen meer heeft gehad, een jarenlange succesvolle internationale carrière als topsporter en trainer heeft opgebouwd en dat hij zonder problemen paspoorten en visa heeft aangevraagd waarmee hij veelvuldig en zonder problemen Egypte is in- en uitgereisd.
Verweerder heeft in dit verband voldoende gemotiveerd dat eiser wisselende en incorrecte verklaringen heeft afgelegd over een incident bij de bioscoop waarbij eiser en zijn vriend Ahmed zouden zijn mishandeld toen zij elkaar in het openbaar zoenden. Dat de verklaringen elkaar niet uitsluiten laat het wisselende karakter ervan onverlet. Verder is onbestreden gebleven dat eiser onjuist heeft verklaard over de datum waarop het incident zou hebben plaatsgevonden.
10. De door eiser overgelegde brief van LGBT Asylum Support van 1 augustus 2022 is door verweerder in de beoordeling betrokken. De brief bevat een weergave van de inhoud van eisers gesprekken deze organisatie besproken en vermeldt eisers deelname aan de Pride Walk en whatsapp groepen. Verweerder heeft hierover terecht overwogen dat in zoverre niet is gebleken van andere informatie dan naar voren komt uit eisers eigen verklaringen. De brief is volgens verweerder dan ook niet voldoende om de tekortkomingen in eisers verklaringen te compenseren. Ditzelfde geldt voor de in beroep overgelegde brief van LGBT Asylum Support van 15 april 2025. De daarnaast door LGBT Asylum Support opgestelde dossieranalyse van 14 april 2025 bevat een alternatieve waardering van de door eiser tijdens de gehoren afgelegde verklaringen, maar kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als een deskundigenrapport. De rechtbank volgt niet de in dit rapport getrokken conclusie dat niet overeenkomstig de WI 2019/17 is getoetst.
11. Voor zover eiser stelt in Nederland te zijn bedreigd, heeft verweerder terecht opgemerkt dat aan de overgelegde foto van het dreigbericht weinig betekenis kan worden gehecht omdat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij aan dit bericht komt. Het bericht is niet gedateerd en vermeldt niet van wie de bedreiging afkomstig is of wat de reden is voor de bedreiging.
12. Verweerder heeft daarnaast niet ten onrechte overwogen dat eiser met zijn verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij afvallig is. Eiser heeft verklaard dat hij een niet-praktiserend (soennitisch) moslim is. Eiser zegt dat hij de hierbij behorende rituelen sinds hij op zijn 12e door zijn vader is mishandeld niet meer uitvoert en dat hij zich van de islam heeft afgekeerd. Tegelijkertijd heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiser ook verklaringen heeft afgelegd waaruit kan worden afgeleid dat hij nog altijd een geloof aanhangt. Zo heeft eiser verklaard dat hij zich op (op zijn 20e) moslim voelde, toen hij in gesprek ging met de imam.Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt welke wijziging in eisers geloofsbeleving heeft plaatsgehad, afgezien van het niet langer uitvoeren van religieuze rituelen. Verweerder heeft er verder op gewezen dat niet is gebleken dat eiser vanwege zijn religieuze opvattingen serieuze problemen heeft ondervonden. Evenmin is gebleken dat eiser zijn opvattingen bij terugkeer wil uiten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat eiser enkel vanwege het niet-praktiseren van het moslimgeloof bij terugkeer in Egypte als afvallige zal worden aangemerkt en dat dat voor eiser tot problemen zal leiden.
Afwijzing als kennelijk ongegrond
13. Verweerder heeft voor zijn conclusie dat eiser de aanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond verwezen naar zijn overwegingen dat ongeloofwaardig wordt geacht dat eiser zich in Egypte als homoseksueel bekend heeft gemaakt bij de imam en vervolgens de politie, dat eiser ongeloofwaardig heeft verklaard over de hierop volgende detentie en invrijheidstelling zonder verdere vervolging en de vaststelling dat eiser in de daaropvolgende twaalf jaren zonder problemen een succesvolle internationale carrière als topsporter en trainer heeft opgebouwd. Hiermee heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat sprake is van onwaarschijnlijke verklaringen in de zin van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw. Verweerder heeft de aanvraag daarom terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
14. Nu de aanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond, heeft verweerder overeenkomstig zijn beleid aan eiser een vertrektermijn onthouden. Verweerder is in dat geval in beginsel gehouden om een inreisverbod uit te vaardigen. Verweerder heeft overeenkomstig zijn beleid de duur van het opgelegde inreisverbod bepaald op twee jaar.
Verweerder heeft geen aanleiding hoeven zien om van het inreisverbod af te zien of om de duur ervan te bekorten. Daarbij heeft verweerder erop kunnen wijzen dat niet is gebleken dat eiser voor zijn activiteiten als internationaal sporter alleen is aangewezen op Nederland.