ECLI:NL:RBDHA:2025:12434

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
NL25.19195
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag met bijzondere omstandigheden

Op 10 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die beroep had ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van bijzondere omstandigheden, waaronder achterstanden in de behandeling van asielaanvragen. De rechtbank stelde een nadere beslistermijn vast tot uiterlijk 28 juli 2025, waarbij zowel het belang van de verweerder om zorgvuldig te beslissen als het belang van de eiser om snel duidelijkheid te krijgen in acht werd genomen. De rechtbank oordeelde dat de wettelijke beslistermijn van 21 maanden, zoals genoemd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn, niet werd overschreden.

De rechtbank legde een rechterlijke dwangsom op van € 100 per dag, met een maximum van € 15.000, indien de verweerder niet binnen de gestelde termijn een besluit zou nemen. Daarnaast werden de proceskosten van de eiser vastgesteld op € 453,50. De uitspraak werd gedaan zonder zitting en is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie. De rechtbank verwees naar de aan de uitspraak gehechte bijlage voor het wettelijk kader en de overwegingen die aan het beroep ten grondslag lagen. De rechtbank benadrukte dat indien de beslistermijn niet werd nageleefd, de verweerder een dwangsom verschuldigd zou zijn voor elke dag van overschrijding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL25.19195

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

v-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. B. Manawi),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.

Overwegingen

Voor het wettelijk kader en de aan het beroep ten grondslag liggende overwegingen verwijst de rechtbank naar de aan deze uitspraak gehechte bijlage.
Is de beslistermijn overschreden?
( x) Ja

Is er een correcte ingebrekestelling en is het beroep meer dan twee weken later ingesteld?

( x) Ja
Is het beroep gegrond?(x) Ja
Binnen welke termijn moet verweerder alsnog een besluit nemen?
(
x) Er is sprake van bijzondere omstandigheden. Er zijn achterstanden in de behandeling van asielaanvragen. De rechtbank acht een nadere beslistermijn tot uiterlijk 28 juli 2025 redelijk. Hierbij wordt zowel recht gedaan aan het belang van verweerder om een zorgvuldige beslissing te nemen, als aan het belang van eiser(es) om op korte termijn een beslissing te krijgen op de aanvraag. Ook wordt daarmee de uiterste termijn van 21 maanden zoals genoemd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn niet overschreden.
Is er aanleiding om een rechterlijke dwangsom op te leggen?
( x) Ja
Hoe hoog is de rechterlijke dwangsom als verweerder niet binnen deze termijn beslist?(x) € 100 per dag met een maximum van € 15.000.
Is er aanleiding om proceskosten vast te stellen?
( x) Ja
Hoe hoog zijn de te vergoeden proceskosten?De volgende proceskosten worden toegekend:
( x) 1 punt voor het indienen van het beroepschrift
met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 0,5.

Beslissing

De rechtbank:
( x) verklaart het beroep gegrond;
( x) draagt verweerder op uiterlijk op 28 juli 2025 een besluit bekend te maken met inachtneming van deze uitspraak;
( x) bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100 verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000;
( x) veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan op 10 juli 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.

Bijlage

De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]
Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking gegeven. Voor zover verweerder met de WBV 2023/3 [4] de beslistermijn met negen maanden heeft verlengd, [5] is de rechtbank van oordeel dat deze verlenging onvoldoende is gemotiveerd. [6] Dit betekent dat de rechtsgrond aan het besluit tot verlenging ontbreekt en dat de beslistermijnen voor dergelijke aanvragen zes maanden is.
Als niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor een beroep tegen niet tijdig beslissen, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.
Voor zover de ingebrekestelling voor de inwerkingtreding van de Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken is ingediend geldt de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, waarmee de wetgever de bestuurlijke dwangsom heeft afgeschaft in asielzaken. Dit is niet in strijd met het Unierecht. [7] Indien de ingebrekestelling is ingediend op of na 15 april 2025 is op grond van artikel 71b van de Vw bestuurlijke dwangsom verschuldigd.
Als verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit in beginsel doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [8] Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [9]
De rechtbank bepaalt dat verweerder bij het overschrijden van de door de rechtbank vastgestelde termijn een dwangsom verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden. [10] Dit is de rechterlijke dwangsom.
Als eiser is bijgestaan door een rechtsbijstandverlener, stelt de rechtbank een vergoeding vast van zijn kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. [11] De zaak is van licht gewicht als het alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden en/of een dwangsom is verbeurd.
De rechtbank legt een hogere rechterlijke dwangsom op als verweerder niet heeft beslist binnen de termijn die de rechtbank heeft bepaald in een eerdere rechterlijke uitspraak. Indien de eerder opgelegde rechterlijke dwangsom nog niet is volgelopen, bepaalt de rechtbank dat verweerder de aan de onderhavige uitspraak verbonden rechterlijke dwangsom verbeurt met ingang van de dag nadat de eerder opgelegde rechterlijke dwangsom is volgelopen.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Besluit van 26 januari 2023, nummer WBV 2023/3, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2023 nr. 3235.
5.Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw.
6.Vergelijk de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 12 juni 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:10278.
7.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3352.
8.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
9.Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
10.Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
11.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.