Op 12 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. P.H. Hillen, verzet heeft aangetekend tegen een eerdere uitspraak van 19 maart 2025. In die uitspraak werd het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het verzet gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak vervalt en het onderzoek wordt voortgezet. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 18 oktober 2023 een asielaanvraag heeft ingediend en dat de beslistermijn door de minister van Asiel en Migratie is verlengd met negen maanden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de motivering voor deze verlenging onvoldoende is, waardoor de wettelijke beslistermijn van zes maanden was verstreken op het moment van de ingebrekestelling op 21 januari 2025. Dit maakt het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit gegrond. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om uiterlijk 18 juli 2025 een besluit te nemen en heeft een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 453,50.