ECLI:NL:RBDHA:2025:12438
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank had eerder, op 11 november 2024, het beroep van eisers gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen acht weken een besluit te nemen. Indien verweerder nader onderzoek nodig achtte, moest dit binnen twintig weken na de uitspraak worden meegedeeld aan eisers. Op 26 maart 2025 hebben eisers opnieuw beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van acht weken inmiddels was verstreken zonder dat er een besluit was genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is en dat verweerder een dwangsom van € 200 per dag moet betalen voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Daarnaast zijn de proceskosten van eisers vastgesteld op € 453,50. De rechtbank heeft ook het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toegewezen, omdat eisers betalingsonmacht hebben aangetoond. De uitspraak is gedaan op 10 juli 2025 en openbaar gemaakt.