ECLI:NL:RBDHA:2024:18535
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
Op 11 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen eisers, vertegenwoordigd door mr. B.W.C. van Geet, en de minister van Asiel en Migratie. Eisers hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend en heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
Eisers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat eisers tijdig beroep hebben ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 90 dagen heeft beslist, en dat eisers rechtsgeldig in gebreke zijn gesteld.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit bekend te maken, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen aan eisers moet betalen, en heeft verweerder in de proceskosten van eisers veroordeeld tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet.