ECLI:NL:RBDHA:2025:12441
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor haarzelf en haar gezinsleden. De aanvraag is ingediend op 18 juli 2024, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn is door de minister verlengd met drie maanden, waardoor de deadline op 16 januari 2025 viel. Eiseres heeft de minister op 29 januari 2025 in gebreke gesteld, en op 23 maart 2025 is het beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep tijdig is ingesteld en kennelijk gegrond is, omdat de minister niet binnen de gestelde termijn heeft beslist.
De rechtbank legt de minister een termijn van twee weken op om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid om deze termijn te verlengen in bijzondere gevallen. In dit geval is er sprake van een bijzonder geval, omdat het gaat om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen acht weken na verzending van de uitspraak moet beslissen, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000. Daarnaast wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50 en moet het door eiseres betaalde griffierecht van € 194 worden vergoed.
De uitspraak is gedaan op 10 juli 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiseres heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.