ECLI:NL:RBDHA:2025:12581
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag na Dublintraject
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een beroep van een vreemdeling tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De vreemdeling had op 25 april 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een terugnameverzoek aan Bulgarije, dat op 21 juni 2023 werd geaccepteerd, heeft de minister van Asiel en Migratie op 21 augustus 2023 besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen en de vreemdeling aan Bulgarije over te dragen. Dit besluit werd onherroepelijk na een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Raad van State op 16 december 2023.
Op 24 december 2024 diende de vreemdeling opnieuw een aanvraag in. De minister deelde op 31 december 2024 mee dat hij niet voor het verstrijken van de overdrachtsdatum kon worden overgedragen. Op 11 februari 2025 werd een ingebrekestelling gestuurd wegens het niet tijdig beslissen op de aanvraag. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor was het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk. De rechtbank benadrukte dat de termijn voor het nemen van een besluit was verlengd door een besluitmoratorium voor vreemdelingen uit Syrië. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees erop dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.