ECLI:NL:RBDHA:2025:12707
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot overdracht aan Frankrijk
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Nigeriaanse man, had verzet aangetekend tegen een eerder besluit van de Minister van Asiel en Migratie, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen. De minister stelde dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen dit besluit, maar dit was kennelijk ongegrond verklaard. Hij verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij niet aan Frankrijk zou worden overgedragen en zijn verzet in Nederland kon afwachten.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat de minister had aangegeven dat de overdracht niet gedwongen zou plaatsvinden. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzet van verzoeker geen redelijke kans van slagen had, omdat de door verzoeker overgelegde stukken onvoldoende onderbouwing boden voor zijn claims, waaronder zijn rol als mantelzorger en zijn vaderschap. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat de verantwoordelijkheid van Frankrijk voor de behandeling van de asielaanvraag was vastgesteld op basis van de Dublinverordening. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.