ECLI:NL:RBDHA:2025:12776
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen terugkeerbesluit van een Albanese vreemdeling wegens gevaar voor de openbare orde
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit dat aan een Albanese vreemdeling was opgelegd. De vreemdeling, die op 13 maart 2025 een terugkeerbesluit ontving, was verplicht om Nederland te verlaten omdat hij een gevaar voor de openbare orde zou vormen. Dit besluit volgde op zijn aanhouding op grond van de Opiumwet, waarbij hij werd verdacht van het telen van hennep. De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat er geen actuele dreiging van hem uitgaat en dat het besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2025 behandeld. De vreemdeling was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder, de minister van Asiel en Migratie, niet verscheen. De rechtbank overweegt dat de vreemdeling, als niet-visumplichtige, in beginsel rechtmatig verblijf heeft, maar dat een verdenking van een strafbaar feit voldoende kan zijn om dit verblijf te beëindigen. De rechtbank concludeert dat de aanhouding van de vreemdeling op heterdaad en de aanwezigheid van een hennepkwekerij voldoende objectieve elementen bieden om te stellen dat hij een gevaar voor de openbare orde vormt.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.