ECLI:NL:RBDHA:2025:12939

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
NL25.20787
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging overdrachtstermijn van asielzoeker onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een asielzoekster en de minister van Asiel en Migratie. De asielzoekster, van Turkse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van 29 april 2025, waarin de overdrachtstermijn naar Frankrijk werd verlengd tot achttien maanden. De minister had deze verlenging gemotiveerd met de stelling dat de asielzoekster ondergedoken was, omdat zij niet op de afgesproken tijd voor de overdracht was verschenen en ook geen contact had opgenomen met de autoriteiten.

De rechtbank heeft het beroep op 1 juli 2025 behandeld, maar de asielzoekster was niet verschenen. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de asielzoekster niet had voldaan aan haar meldplicht en dat zij op 24 april 2025 niet meer was gezien op de locatie waar zij verbleef. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had aangenomen dat de asielzoekster ondergedoken was, en dat de verlenging van de overdrachtstermijn gerechtvaardigd was op basis van artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de minister de overdrachtstermijn terecht had verlengd. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. I. Helmich, in aanwezigheid van mr. T. Rommes, griffier, en werd openbaar gemaakt op 8 juli 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.20787
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. P.J.T. de Kan),

en

de minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: A. Dijcks).

Inleiding

Bij besluit van 29 april 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister aan (de gemachtigde van) eiseres laten weten dat de uiterste overdrachtstermijn van eiseres naar Frankrijk wordt verlengd tot achttien maanden.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 1 juli 2025 op zitting behandeld. Eiseres is, met bericht van verhindering, niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiseres stelt van Turkse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1975.
Waar gaat deze zaak over?
2. De minister heeft op 23 juni 2024 de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen,1 omdat volgens de minister Frankrijk op grond van de Dublinverordening2 verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank. Op
20 maart 2025 heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond het beroep van eiseres ongegrond verklaard.3
1. Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingwet 2000 (Vw).
2 Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.
3. De overdracht van eiseres stond gepland op 24 april 2025 met een vlucht om 13:25 uur. Eiseres stond echter volgens de minister niet klaar voor vertrek en was ook niet op haar kamer of elders binnen het COA aanwezig, en heeft daarover ook geen contact opgenomen. De minister heeft daarom de overdrachtstermijn verlengd tot achttien maanden, overeenkomstig artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening, omdat eiseres was ondergedoken. De minister heeft eiseres daarvan bij bestreden besluit van 29 april 2025 op de hoogte gesteld. Eiseres is het niet eens met de verlenging van de overdrachtstermijn en heeft beroep ingesteld.
4. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit van 29 april 2025 tot het verlengen van de overdrachtstermijn. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het bestreden besluit in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Procesbelang
6. Ter zitting heeft de minister zich primair op het standpunt gesteld dat eiseres geen procesbelang heeft bij de behandeling van haar beroep, omdat eiseres met onbekende bestemming (MOB) is vertrokken.
7. De rechtbank oordeelt dat eiseres procesbelang heeft bij de behandeling van haar beroep. De gemachtigde van eiseres heeft per brief op 5 juni 2025 aan de rechtbank laten weten dat hij nog contact heeft met eiseres. Aangezien de gemachtigde met eiseres contact heeft over de voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt, oordeelt de rechtbank dat ervan uitgegaan moet worden dat de behandeling van het beroep voor eiseres van feitelijke betekenis is. De rechtbank moet ervan daarom uitgaan dat er nog sprake is van procesbelang.4

Onderduiken

8. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de overdrachtstermijn in haar geval niet verlengd kon worden, omdat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat sprake was van onderduiken als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening. Bij onderduiken moet het namelijk gaan om een gedraging waarmee eiseres doelbewust haar overdracht tracht te vermijden. In de situatie van eiseres was daar geen sprake van, omdat eiseres niet buiten het bereik van de autoriteiten is gebleven. Eiseres verbleef voor en na de geplande overdracht in het [locatie] . Daarnaast heeft eiseres zich gehouden aan haar meldplicht en zij is bovendien niet MOB gemeld.
9. De rechtbank overweegt als volgt. Uit artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening volgt dat indien de overdracht niet plaatsvindt binnen de gestelde termijn van zes maanden, de verplichting voor verantwoordelijke lidstaat om de vreemdeling over te nemen of terug te nemen komt te vervallen. De verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag van die vreemdeling gaat dan over op de verzoekende lidstaat. De termijn van overdracht kan tot maximaal achttien maanden worden verlengd als de vreemdeling onderduikt. Deze bepaling moet zo worden uitgelegd dat een verzoeker onderduikt wanneer deze persoon doelbewust ervoor zorgt dat hij buiten het bereik blijft van de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de overdracht, met het doel om deze overdracht te frustreren.5
4 Dit volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.
10. Uit het Jawo arrest6 volgt dat de vreemdeling „onderduikt” in de zin van die bepaling wanneer deze persoon doelbewust ervoor zorgt dat hij buiten het bereik blijft van de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de overdracht, teneinde deze overdracht te voorkomen. Aangenomen mag worden dat dit het geval is wanneer die overdracht niet kan worden uitgevoerd omdat de verzoeker de hem toegekende woonplaats heeft verlaten zonder de bevoegde nationale autoriteiten van zijn afwezigheid op de hoogte te brengen, op voorwaarde dat hij werd geïnformeerd over zijn desbetreffende verplichtingen, wat de verwijzende rechter dient na te gaan. De betrokken verzoeker behoudt de mogelijkheid om aan te tonen dat er geldige redenen waren om de autoriteiten niet in te lichten over zijn afwezigheid en dat hij niet de bedoeling had om zich te onttrekken aan die autoriteiten.
11. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft aangenomen dat eiseres is ondergedoken. Uit het dossier blijkt dat eiseres niet is verschenen op de afgesproken ophaaltijd voor de overdracht. Anders dan eiseres stelt, is zij wel MOB is gemeld op 26 mei 2025. Ook blijkt uit het dossier dat eiseres op 24 april 2025 al 2 dagen niet meer was gezien op de locatie [locatie] . In het dossier zitten ook documenten en emailcorrespondentie van dagcoördinatoren waarin staat dat eiseres is geïnformeerd over de vluchtdatum, haar verplichtingen en de gevolgen van het niet verlenen van medewerking aan de overdracht. Daarnaast heeft de gemachtigde van de minister ter zitting uitgelegd dat het standaard werkwijze is om de vreemdeling te informeren over de gevolgen van het niet medewerken aan de overdracht. Dit is voldoende grondslag voor de vaststelling dat sprake is van onderduiken en daarmee voldoende onderbouwing voor de verlenging van de overdrachtstermijn. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de minister de overdrachtstermijn terecht heeft verlengd.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
5 Volgt uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Jawo tegen Duitsland van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218, punt 62 e.v. en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3630
6 ECLI:EU:C:2019:218.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Rommes, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 juli 2025

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.