ECLI:NL:RBDHA:2025:13204

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
NL25.21189, NL25.21192 en NL25.21672
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvragen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 21 juli 2025, zijn de afzonderlijke beroepen van eisers behandeld die zich richtten tegen het niet tijdig beslissen door de Minister van Asiel en Migratie op hun asielaanvragen, ingediend op 26 januari 2023. De rechtbank heeft geoordeeld dat de beslistermijn is verstreken en dat de minister niet heeft gereageerd op het verzoek van eisers om binnen twee weken alsnog te beslissen. Hierdoor zijn de beroepen ontvankelijk en kennelijk gegrond verklaard.

De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de bekendmaking van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvragen. Tevens is er een rechterlijke dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de proceskosten van eisers gezamenlijk op € 453,50 komen, en deze kosten zijn voor rekening van de minister.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending. De rechtbank heeft daarbij relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht en de Vreemdelingenwet 2000 genoemd, die van toepassing zijn op deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.21189, NL25.21192 en NL25.21672

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],
gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over de afzonderlijke beroepen die eisers hebben ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvragen van 26 januari 2023.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond?
2. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn om op de aanvragen te beslissen is verstreken. [2] Eisers hebben de minister, na het verstrijken van deze termijn, gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. [3] Dat heeft de minister niet gedaan en eisers hebben vervolgens beroep ingesteld. [4]
3. De beroepen zijn ontvankelijk en kennelijk gegrond.

Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?

4. De minister moet alsnog een besluit nemen op de aanvragen. [5] De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft geoordeeld dat bij het bepalen van een nieuwe beslistermijn rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’. [6]
5. De rechtbank oordeelt dat in de gevallen waarin, zoals hier, de bovengrens van 21 maanden [7] is overschreden een kortere beslistermijn passend is. Dit betekent dat de minister binnen een termijn van acht weken een besluit moet nemen. De termijn begint op de dag na het bekendmaken van deze uitspraak.
Welke dwangsom legt de rechtbank op?
6. De rechtbank legt alleen een rechterlijke dwangsom op. [8]
7. De rechtbank bepaalt in deze zaken dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvragen neemt, de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. [9] Een redelijke toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb brengt in dit geval met zich dat de minister één dwangsom verbeurt voor eisers gezamenlijk. [10]

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn kennelijk gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en de minister acht weken de tijd krijgt om alsnog een besluit te nemen. Doet de minister dat niet, dan is zij aan eisers een dwangsom verschuldigd.
9. De minister moet de door eisers gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [11] De rechtbank stelt vast dat sprake is van samenhangende zaken. [12] De rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon, waarbij de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek zijn.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om binnen acht weken na de dag van het bekendmaken van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvragen bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eisers gezamenlijk een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee zij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers gezamenlijk tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder a, van de Awb.
4.Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.
5.Artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb.
7.Artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
9.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
10.Zoals blijkt uit ECLI:NL:RVS:2020:1624.
11.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepsschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.
12.Als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.