ECLI:NL:RBDHA:2025:13286
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring opgelegd door de minister van Asiel en Migratie
Op 4 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. F. Boone, beroep heeft ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Dit besluit, genomen op 17 juni 2025, hield in dat de minister de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) aan eiser had opgelegd. Eiser, die op 9 juni 2025 van de Duitse autoriteiten was overgenomen en op dezelfde dag een asielaanvraag had ingediend, betoogde dat de minister had moeten volstaan met een lichter middel, zoals een meldplicht. De rechtbank heeft op 1 juli 2025 de zaak behandeld via een beeldverbinding, waarbij eiser aanwezig was met zijn waarnemer en de minister vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende had gemotiveerd dat er geen andere, minder dwingende maatregelen dan de inbewaringstelling doeltreffend konden worden toegepast. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor de maatregel van bewaring voldoende waren en dat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser had de motivering van de minister niet afdoende bestreden en bovendien was zijn asielaanvraag ten tijde van het bestreden besluit al ingetrokken. De rechtbank kwam tot de conclusie dat het beroep ongegrond was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd aangegeven dat tegen deze uitspraak hoger beroep kon worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.