Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [v-nummer 2] , eiseres, en
[eiser 2], V-nummer: [v-nummer 3] , eiser 2,
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor het verlenen van een faciliterend visum. De aanvraag werd door de Minister van Buitenlandse Zaken afgewezen op 31 oktober 2024, en het bezwaar daartegen werd op 7 maart 2025 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 29 april 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van eisers aanwezig was, maar de gemachtigde van verweerder niet. De eisers, drie Filipijnse kinderen, stelden dat zij als voorkinderen voldoen aan de voorwaarden van het arrest Chavez-Vilchez, dat hen in staat zou moeten stellen om bij hun moeder in Nederland te verblijven. De rechtbank oordeelt dat de eisers niet voldoende hebben aangetoond dat hun moeder zorg- en opvoedingstaken verricht en dat er een afhankelijkheidsverhouding bestaat. De rechtbank concludeert dat de Minister op goede gronden heeft kunnen besluiten dat de aanvraag voor het faciliterend visum niet kon worden goedgekeurd. De rechtbank wijst het beroep ongegrond en laat het bestreden besluit in stand, zonder dat eisers recht hebben op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.