ECLI:NL:RBDHA:2025:13398

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
NL25.19690
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit inzake vaststelling leeftijd asielaanvrager met behoud van rechtsgevolgen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2025, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eiser had op 10 november 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, waarbij hij verklaarde Eritrese nationaliteit te hebben en een bepaalde geboortedatum. De minister heeft de aanvraag op 2 april 2025 ingewilligd, maar eiser betwist de vaststelling van zijn leeftijd in het besluit. De rechtbank oordeelt dat de minister het besluit onzorgvuldig heeft voorbereid, omdat er tegenstrijdige conclusies zijn getrokken over de leeftijd van eiser. De rechtbank vernietigt het besluit voor zover het de vaststelling van de leeftijd betreft, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom de UNHCR-registratie als uitgangspunt wordt genomen. De rechtbank concludeert dat eiser procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep, omdat de geboortedatum van invloed is op zijn verblijfsstatus en andere juridische aspecten. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de UNHCR-registratie niet kan worden gevolgd, gezien de eerdere conclusies van de Avim en de Italiaanse autoriteiten die eiser als minderjarig hebben geclassificeerd. De rechtbank wijst de minister aan om de proceskosten van eiser te vergoeden, die op € 1.814,- zijn vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.19690

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,V-nummer: [nummer],

(gemachtigde: mr. A.M. Veld),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. I. van Es).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van de minister waarmee eisers asielaanvraag is ingewilligd. Het beroep richt zich tegen de vaststelling van de leeftijd van eiser in het besluit.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de minister het besluit onzorgvuldig heeft voorbereid. De rechtbank vernietigt daarom het besluit voor zover het besluit ziet op de vaststelling van eisers leeftijd. De rechtbank laat de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het besluit in stand, omdat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom is uitgegaan van de leeftijdsregistratie van de UNHCR. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 10 november 2022 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij heeft daarbij verklaard dat hij de Eritrese nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [datum 1]. De minister heeft de aanvraag met het besluit van 2 april 2025 ingewilligd.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, voor zover het besluit ziet op de vaststelling van eisers leeftijd.
2.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de minister.

Voorgeschiedenis

3. Naar aanleiding van de asielaanvraag hebben medewerkers van de Avim eiser op 10 november 2022 geschouwd. Zij hebben geconcludeerd dat eiser evident minderjarig is.
3.1.
Tijdens het aanmeldgehoor van 6 september 2023 heeft een hoormedewerker eiser geschouwd. De minister heeft in het digitale dossier van de rechtbank twee versies van het verslag van het aanmeldgehoor geplaatst. De ene versie vermeldt als conclusie van de schouw dat eiser evident meerderjarig is, terwijl de andere versie als conclusie vermeldt dat eiser evident minderjarig is.
3.2.
Op 7 september 2023 heeft de minister een onderzoek opgestart bij de Italiaanse autoriteiten, omdat uit Eurodac is gebleken dat eiser in Italië vingerafdrukken heeft afgestaan. De Italiaanse autoriteiten hebben de minister op 19 oktober 2023 laten weten dat eiser in Italië geregistreerd staat met de geboortedatum [datum 2]. Ook hebben zij opgeschreven dat eiser in Italië geen documenten heeft overgelegd en er geen leeftijdsonderzoek heeft plaatsgevonden.
3.3.
Eiser heeft op 28 juni 2024 toestemming gegeven om onderzoek te doen bij de UNHCR. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij in Ethiopië bij de UNHCR was geregistreerd. Uit informatie van de UNHCR blijkt dat eiser daar is geregistreerd met de geboortedatum [datum 3].
3.4.
De minister heeft verder op 24 september 2024 een onderzoek opgestart bij de Duitse autoriteiten, omdat eiser heeft verklaard dat hij in Duitsland vingerafdrukken heeft gegeven. Uit dit onderzoek blijkt dat eiser in Duitsland met de naam [naam] en de geboortedatum [datum 4] geregistreerd staat.

Beoordeling door de rechtbank

Het bestreden besluit
4. Met het bestreden besluit heeft de minister de asielaanvraag van eiser ingewilligd. De minister houdt als geboortedatum [datum 3] aan. De minister heeft dat als volgt gemotiveerd. Eiser heeft geen identificerende documenten overgelegd om zijn leeftijd te onderbouwen. De medewerkers van de Avim hebben geconcludeerd dat eiser evident minderjarig is, terwijl de hoormedewerker heeft geconcludeerd dat eiser evident meerderjarig is. Uit het onderzoek naar de registratie in Italië is gebleken dat eiser daar met een andere naam en als meerderjarige geregistreerd staat. Eiser heeft verklaard dat hij niet meer weet welke geboortedatum hij in Italië heeft opgegeven, omdat hij duizelig was na drie dagen op zee. Dit is onvoldoende om niet van de opgegeven geboortedatum in Italië uit te gaan. Eiser heeft nog een week in Italië verbleven, maar heeft niet geprobeerd de verkeerde geboortedatum nog te veranderen. Daarnaast staat eiser bij de UNHCR vermeld met de geboortedatum [datum 3]. Deze registratie is relevant in de situatie dat de uitkomst van de leeftijdsschouw moet worden afgewogen tegen een leeftijdsregistratie in een andere lidstaat. Eiser heeft verklaard dat hij in Eritrea een doopakte en schoolrapporten had en dat hij deze documenten in het vluchtelingenkamp had. Eiser heeft contact met zijn moeder die in Addis Abeba verblijft en heeft niet onderbouwd waarom zijn moeder de documenten niet kan laten opsturen of een andere registratie in Eritrea kan bemachtigen.
5. In het verweerschrift en op de zitting heeft de minister toegelicht dat in het bestreden besluit ten onrechte is vermeld dat de hoormedewerker heeft geconcludeerd dat eiser evident meerderjarig is. De minister heeft benadrukt dat zowel de medewerkers van de Avim als de hoormedewerker eiser evident minderjarig hebben geschouwd.
5.1.
De minister heeft verder op de zitting benadrukt dat eiser met de door de minister gehanteerde geboortedatum van [datum 3] ten tijde van de asielaanvraag minderjarig was.
Procesbelang
6. De rechtbank beoordeelt eerst (ambtshalve) of eiser procesbelang heeft bij het beroep, omdat zijn asielaanvraag is ingewilligd. Uit rechtspraak van de Afdeling [1] volgt dat een vreemdeling alleen daadwerkelijk over een verblijfsvergunning beschikt, als deze is verleend op basis van de juiste persoonsgegevens. Er bestaat daarom procesbelang bij betwisting van persoonsgegevens en daarmee ook bij betwisting van de geboortedatum. Eiser heeft bovendien op de zitting verklaard dat de geboortedatum voor hem ook van belang is met het oog op de begeleiding door Nidos, zijn plaatsing in een pleeggezin en mogelijke gevolgen voor studiefinanciering en verzekeringen. Gelet hierop volgt de rechtbank niet het standpunt van de minister dat eiser alleen al geen procesbelang heeft omdat hij zowel met de door hem opgegeven geboortedatum als met de geboortedatum van de UNHCR ten tijde van de aanvraag minderjarig was en aanpassing van zijn geboortedatum daarom niet van feitelijk belang zou zijn met het oog op nareis van familieleden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser procesbelang bij de beoordeling van zijn beroep. Het beroep is ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt het beroep hierna inhoudelijk.
De leeftijd van eiser
7. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte is uitgegaan van de geboortedatum die bij de UNHCR geregistreerd staat. Eiser verwijst naar een uitspraak van de Afdeling [2] , waaruit volgens eiser volgt dat de minister moet uitgaan van het vermoeden van minderjarigheid en dat het aan de minister is om dat vermoeden te ontzenuwen. De minister zal nader onderzoek moeten doen, eventueel in samenwerking met andere lidstaten. Als de minister na dat onderzoek tot de conclusie komt dat de twijfel over de minderjarigheid is weggenomen en hij ervan uitgaat dat de vreemdeling meerderjarig is, dan zal hij dat moeten motiveren. Het onderzoek in andere lidstaten heeft opgeleverd dat eiser daar ook als minderjarig geregistreerd staat. Ook de Avim heeft eiser evident minderjarig geacht. De minister heeft volgens eiser onvoldoende gemotiveerd waarom dan alsnog aan de registratie bij de UNHCR wordt vastgehouden. Het is onduidelijk hoe de registratie daar plaatsvindt en alle andere registraties gaan uit van de minderjarigheid van eiser.
8. De rechtbank overweegt als volgt. Bij de behandeling van het beroep is gebleken dat zich in het dossier twee versies van het aanmeldgehoor bevinden, elk met een andere conclusie van de leeftijdsschouw. In het besluit heeft de minister verwezen naar het aanmeldgehoor met de conclusie dat eiser evident meerderjarig is. Ook vermeldt de minister in het besluit dat eiser in Italië als meerderjarige geregistreerd staat. De minister heeft in het verweerschrift toegelicht dat dit niet klopt, dat er abusievelijk twee versies van het aanmeldgehoor in het dossier zitten en dat de juiste versie de versie is met de conclusie dat eiser evident minderjarig is. De minister heeft verder op de zitting erkend dat eiser met de in Italië geregistreerde geboortedatum ten tijde van de aanvraag minderjarig was. De minister heeft op de zitting erkend dat deze gang van zaken en de foutieve vermeldingen een gebrek in het besluit opleveren. De rechtbank stelt vast dat sprake is van een motiveringsgebrek en een zorgvuldigheidsgebrek. Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank zal het besluit, voor zover dit ziet op de vaststelling van eisers leeftijd, vernietigen.
9. De rechtbank ziet wel aanleiding om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten, omdat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom de bij de UNHCR geregistreerde geboortedatum is aangehouden en zal dit hierna uitleggen.
9.1.
Op de zitting heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat de minister na het resultaat van de twee leeftijdsschouwen (evident minderjarig) en de Italiaanse registratie (minderjarig) geen nader onderzoek meer mocht doen en dat daarom de resultaten van die nadere onderzoeken buiten beschouwing moeten blijven. De rechtbank volgt dit niet. De minister heeft onderzoek gedaan bij de UNHCR en in Duitsland en de resultaten daarvan zijn van belang, omdat de minister bij de beoordeling van de leeftijd van een vreemdeling die stelt dat hij minderjarig is alle feiten en omstandigheden moet meewegen. [3]
9.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister voldoende gemotiveerd waarom zij uitgaat van de bij de UNHCR geregistreerde geboortedatum. Uit rechtspraak van de Afdeling blijkt allereerst dat de minister meer dan geringe bewijswaarde moet toekennen aan UNHCR-registraties, gelet op de werkwijze van de UNHCR bij het opstellen van deze registraties. [4] De rechtbank volgt eisers stelling niet dat de registratie van de UNHCR mogelijk niet juist is. Het resultaat van het onderzoek van de UNHCR vermeldt namelijk dat daaraan een ‘Family/household registration document’ ten grondslag ligt. De rechtbank ziet geen concrete aanknopingspunten dat de manier waarop de registratie tot stand komt in dit geval anders is gegaan dan zoals omschreven in de Afdelingsuitspraak. [5] Dat eiser op de zitting heeft verklaard dat zijn moeder na een kort interview weer buiten stond, maakt dit niet anders. Bovendien heeft eiser verklaard dat hij in het vluchtelingenkamp over een doopakte en schoolrapporten beschikte en dat hij deze is kwijtgeraakt toen hij in 2020 uit het kamp moest vluchten. Niet valt in te zien waarom zijn moeder de registratie, als deze onjuist was, in de tussenliggende periode niet heeft laten aanpassen.
9.3.
De minister heeft er in het besluit verder op kunnen wijzen dat eiser geen documenten heeft overgelegd om zijn leeftijd te onderbouwen. Eiser heeft verklaard dat hij nog contact heeft met zijn moeder Niet is gebleken dat eiser inspanningen heeft verricht om, bijvoorbeeld via zijn moeder, aan (identificerende) documenten te komen. Verder heeft eiser in Italië en Duitsland afwijkende geboortedata opgegeven en daarvoor geen plausibele verklaring gegeven. De minister heeft daarover kunnen overwegen dat eisers verklaring dat hij bij aankomst in Italië duizelig was, niet voldoende is.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit voor zover het ziet op de vaststelling van eisers leeftijd. Maar de rechtbank laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit voor zover dat wordt vernietigd in stand. [6] Dit omdat de minister in het besluit deugdelijk heeft gemotiveerd waarom wordt uitgegaan van de bij de UNHCR geregistreerde leeftijd.
10.1.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 2 april 2025 voor zover dat ziet op de vaststelling van eisers leeftijd;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het besluit in stand blijven;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten - Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Deze datum staat hierboven. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 17 september 2003, zaaknummer 200304676/1.
2.Uitspraak van 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3992.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3992, r.o. 7.3.
4.Zie de uitspraken van de Afdeling van 9 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:53, r.o. 5. en 26 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:245, r.o. 6.2. en 6.3.
5.26 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:245, r.o. 6.2.
6.Met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht.