In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2025, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eiser had op 10 november 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, waarbij hij verklaarde Eritrese nationaliteit te hebben en een bepaalde geboortedatum. De minister heeft de aanvraag op 2 april 2025 ingewilligd, maar eiser betwist de vaststelling van zijn leeftijd in het besluit. De rechtbank oordeelt dat de minister het besluit onzorgvuldig heeft voorbereid, omdat er tegenstrijdige conclusies zijn getrokken over de leeftijd van eiser. De rechtbank vernietigt het besluit voor zover het de vaststelling van de leeftijd betreft, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom de UNHCR-registratie als uitgangspunt wordt genomen. De rechtbank concludeert dat eiser procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep, omdat de geboortedatum van invloed is op zijn verblijfsstatus en andere juridische aspecten. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de UNHCR-registratie niet kan worden gevolgd, gezien de eerdere conclusies van de Avim en de Italiaanse autoriteiten die eiser als minderjarig hebben geclassificeerd. De rechtbank wijst de minister aan om de proceskosten van eiser te vergoeden, die op € 1.814,- zijn vastgesteld.