ECLI:NL:RBDHA:2025:13455
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor Aya Alshabieb. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 21 juli 2025 uitspraak gedaan. Eiser had zijn aanvraag op 11 oktober 2023 ingediend, en verweerder, de minister van Asiel en Migratie, had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn was verlengd met drie maanden, waardoor verweerder uiterlijk op 9 april 2024 een besluit had moeten nemen. Aangezien dit niet is gebeurd, heeft eiser verweerder op 11 april 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld en op 29 april 2024 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden.
De rechtbank legt verweerder een termijn van twee weken op om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid om deze termijn te verlengen in bijzondere gevallen. In dit geval is er sprake van een bijzonder geval, waardoor de rechtbank een langere termijn dan twee weken oplegt. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak moet beslissen, tenzij er nader onderzoek nodig is, in welk geval de termijn twintig weken bedraagt. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Eiser heeft recht op verbeurde bestuurlijke dwangsommen van € 1.442 en proceskosten van € 453,50, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 187. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.