In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 24 juli 2025, gaat het om een beroep dat eiser heeft ingediend omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag van 31 januari 2024. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld en vastgesteld dat de beslistermijn om op de aanvraag te beslissen is verstreken. Eiser heeft de minister na het verstrijken van de termijn verzocht om alsnog binnen twee weken te beslissen, maar de minister heeft hier niet op gereageerd. Hierdoor heeft eiser beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De minister wordt opgedragen om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag, rekening houdend met het ‘8+8 wekenmodel’, wat inhoudt dat de minister binnen zestien weken na de uitspraak een besluit moet nemen. De termijn begint op de dag na het bekendmaken van de uitspraak. De rechtbank legt een rechterlijke dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiser vergoeden, vastgesteld op € 453,50.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt de minister op om binnen zestien weken een besluit bekend te maken. De uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.