In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 24 juli 2025, gaat het om een beroep dat is ingediend door eiser tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser stelt dat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag, die op 19 mei 2023 is ingediend. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld en vastgesteld dat de beslistermijn voor de aanvraag is verstreken. Eiser heeft de minister verzocht om binnen twee weken alsnog te beslissen, maar dit verzoek is niet ingewilligd, wat heeft geleid tot het indienen van het beroep.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De rechtbank legt de minister op om binnen acht weken na de bekendmaking van de uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag. Dit is in lijn met het ‘8+8 wekenmodel’ dat door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is vastgesteld. De rechtbank benadrukt dat in gevallen waarin de bovengrens van 21 maanden is overschreden, een kortere beslistermijn passend is.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De minister wordt ook veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 453,50. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.