In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 24 juli 2025, gaat het om een beroep dat is ingediend door een eiser tegen de minister van Asiel en Migratie. De eiser had op 5 augustus 2023 een asielaanvraag ingediend, maar de minister had niet binnen de wettelijk vereiste termijn van zes maanden beslist. De rechtbank oordeelt dat de minister deze termijn met negen maanden heeft overschreden en dat de eiser, na het verstrijken van deze termijn, de minister heeft verzocht om binnen twee weken alsnog te beslissen. Dit verzoek is niet ingewilligd, waarna de eiser beroep heeft ingesteld.
De rechtbank verklaart het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond. De rechtbank legt de minister een nieuwe beslistermijn op van vier weken, te rekenen vanaf de dag na de bekendmaking van deze uitspraak. Indien de minister niet binnen deze termijn een besluit neemt, is hij een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van de eiser vergoeden, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en de eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen indien hij het niet eens is met de uitspraak.