ECLI:NL:RBDHA:2025:13598

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
NL25.24820
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 24 juli 2025, gaat het om een beroep dat eiseres heeft ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had op 13 december 2023 een asielaanvraag ingediend, maar de minister had niet tijdig beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn om te beslissen op de aanvraag was verstreken. Eiseres heeft de minister verzocht om alsnog binnen twee weken te beslissen, maar dit verzoek is niet ingewilligd, waarna eiseres beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond verklaard. De minister is verplicht om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag, rekening houdend met het '8+8 wekenmodel'. De rechtbank heeft bepaald dat de minister binnen acht weken na het verstrijken van de termijn van 21 maanden, dus uiterlijk op 8 november 2025, een besluit moet nemen. Indien de minister deze termijn overschrijdt, is hij een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiseres vergoeden, vastgesteld op € 453,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.24820

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. H.A. Jeuring),
mede namens haar minderjarige dochter:

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvraag van 13 december 2023.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
2. De rechtbank stelt vast dat de termijn om te beslissen op de aanvraag is verstreken. [2] Eiseres heeft de minister, na het verstrijken van deze termijn, gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. Dat heeft de minister niet gedaan en eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. [3]
3. Het beroep is ontvankelijk en kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?
4. De minister moet alsnog een besluit nemen op de aanvraag. [4] De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft geoordeeld dat bij het bepalen van een nieuwe beslistermijn rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’. [5]
5. De rechtbank oordeelt dat in de gevallen zoals deze, waarin met het opleggen van een beslistermijn volgens het ‘8+8 wekenmodel’ de bovengrens van 21 maanden [6] wordt overschreden een kortere beslistermijn passend is. Dit betekent dat de minister binnen een termijn van acht weken na het verstrijken van de termijn van 21 maanden een besluit moet nemen. Dat is op 8 november 2025. De rechtbank overweegt dat de minister binnen deze termijn op zorgvuldig wijze een besluit kan nemen. Daarbij overweegt de rechtbank dat deze termijn niet onnodig lang en niet onrealistisch kort is.
Legt de rechtbank de minister een dwangsom op?
6. De rechtbank legt alleen een rechterlijk dwangsom op. [7]
7. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-, [8] als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvraag neemt.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en de minister uiterlijk op 8 november 2025 alsnog een besluit moet nemen. Doet de minister dat niet, dan is hij aan eiseres een dwangsom verschuldigd.
9. De minister moet de door eiseres gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [9]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om uiterlijk op 8 november 2025 alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.
4.Artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb.
6.Artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
8.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
9.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepsschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.